donderdag 28 mei 2009

OB. Hallo, borden.




Iedere dag zag ik het. Als ik er langs fietste op weg naar mijn werk, zag ik hoe ze aan het bouwen waren. Later toen het af was heb ik me vaak voorgenomen er eens te gaan kijken, maar daar dacht ik alleen aan als ik er langs fietste en dat was nooit op een moment dat ik kon afstappen. Tot vandaag. Er waren een paar borden gesneuveld en ik besloot nieuwe te gaan halen. Twee diepe pasta borden zocht ik. Hun betreurde familieleden hadden zich gisteren op onnavolgbare wijze onder een stapel platte borden in het keukenkastje los gewrikt en waren met donderend geraas op de keukenvloer terechtgekomen. Net alsof ze hadden willen opstijgen en pas op het laatste moment beseften helemaal geen vleugels te hebben. Maar er moesten nieuwe komen want we kregen eters. Op de terugweg kwam ik, ondanks dat het mijn thuiswerkdag was, weer langs de galerie en zo dacht ik er dus weer aan. Ik meldde me bij de balie en vroeg waar de tentoonstelling over ging. Een meisje met blond krullend haar waar ze een zwarte bloem van stof in had gestoken, als een Spaanse weduwe, zei dat ze er niks van wist of er in ieder geval niets over kwijt wilde. ‘ Er zit daar iemand binnen die je er graag alles over vertelt.’, zei ze met een ironische glimlach. Haar stem had een prettige klank, maar die geheimzinnige houding irriteerde me. Ik was daar toch zeker te gast! Voor de zekerheid, misschien uit intuïtie, liet ik mijn zojuist aangeschafte pasta borden bij haar achter. ‘Ik zal er goed op passen’ zei ze weer met dat ironische glimlachje. Dit keer vond ik het niet zo erg. Haar ogen waren lief en toen ik nog eens goed keek besloot ik dat ze best aantrekkelijk was. In de expositieruimte zag ik de vreemde tralierekstructuur die ik al die tijd van buiten ook had gezien. Het was gemaakt van een standaard bouwmateriaal waar gipsplaten tegenaan worden geschroeft. In het midden van de ruimte stond een opgetilde houten vlonder waarop kasten waren gemonteerd. Tot zover kwam alles nog overeen met hetgeen ik van buiten had gezien. Maar er was nog iets, iets dat ik van buiten onmogelijk had kunnen bedenken. Het was denk ik de sfeer die er hing. Ik kreeg ineens de indruk dat dit geen gewone expositie was, maar dat er iemand woonde. (wordt vervolgt)