zondag 31 mei 2009
OB. Ik zal terugkomen, met een dweil.
Ik belde aan bij Kees. Kees zou mij de sleutel overhandigen van het Otium, een bouwwerkje in het landschap nabij Hoogezand gebouwd door Het Observatorium ter aanleiding van de sems kunstlinie (grens tussen Groningen en Drnthe). Aangezien het mijn taak is de huidige stand van zaken op te nemen had ik besloten daar een nacht door te brengen. Kees deed open. Hij had een ontbloot bovenlijf en stak zijn gebruinde buik provocerend naar voren. Een maand of wat geleden was me iets dergelijks overkomen toen ik in de Haagse nieuwbouwwijk Ypenburg aanbelde bij Herman van der Helm. Herman woonde daar al lang voordat er sprake was van een nieuwbouwwijk en hield er wat dat aangaat ook gewoontes op na die duidelijk uit het pre vinex tijdperk stamden.
Herman had niet alleen triomfantelijk zijn buik naar voren geschoven, maar eigenlijk alles wat hij in huis had. Het was dan ook niet de buik van Kees waar ik even van terugdeinsde maar het feit dat er een scheur van zijn mond tot over zijn wang liep. De scheur leek nog maar kort geleden gehecht te zijn. De sleutel zat aan een pluizige roze sleutelhanger en hij overhandigde die aan mij met de mededeling dat hij er zelf al heel lang niet was geweest. ‘Er zouden nog wel eens bevers in kunnen wonen, die zijn hier net uigezet.’ Hij zei het lachend, maar door die snee in zijn wang kreeg die lach een merkwaardige kunstmatigheid.
Het Otium was omwoekert door brandnetels en ander onkruid. De binnenwand van het slaapvertrek was gemaakt van triplex en oranje geschilderd. Her en der slingerden, als vergeten broodkorsten, dichtregels over de wand. ‘Onder alle lagen toegedekt met het puin van de dagen’. Ik geloof niet dat ik een voorstander ben van teksten op gebouwen, zeker niet als ze doen denken aan de regels van een grafschrift. De vloer moest nodig gedweild worden en het matras had merkwaardige vlekken, ook was er aan de onderkant geknabbeld. Dit klinkt misschien wat negatief, maar dat ben ik geenszins. Het Otium biedt eigenlijk geweldige mogelijkheden voor een autarkisch experiment. Juist als het gaat om contemplatie zou je dit gebouw zo onafhankelijk mogelijk moeten inrichten. Zonnepanelen op het dak en gestapelde kassen in de toren. Het wordt tijd dat het Otium een nieuwe fase ingaat. Ik heb me laten vertellen dat je ongeveer dertigduizend euro nodig hebt om de nodige aanpassingen te doen en er zijn al enthousiaste partijen. Ik besloot daar vandaag toch maar niet te blijven. Maar ik zal terugkomen, met een dweil.
OB.Schuren
In het boek The Barn, A vanishing landmark in North America, lees ik de volgende passage.
"For at least four centuries before our own, changes which came to the farmstead and cottage were as gradual, as gentle, almost as imperceptible as the growth of a tree. Additions and renovations were carried out as need arose. Traditional methods were followed and the materials used were those which lay close at hand.'
Zo groeit ook de installatie bij Stroom dagelijks door aanpassingen met materialen die ik om mij heen vind. Zoals de schuren in Amerika ter isolatie zijn omringt met zwerfkeien, zo zijn in de tentoonstellingsruimte langs de muren plastic dopjes geplaatst als definiering van de ruimte. De dopjes diende zich aan door een buurman die ze al jaren achtereen spaart, maar eigenlijk nooit wist waarom.
Momenteel ben ik op weg naar een 'schuur' in het Groninger landschap, een plek die zich op de rand van de beschaving bevindt en waar, om maar eens wat te noemen, geen elektriciteit is. Het zal de komende dagen dan ook lastig worden om iets op deze blog te schrijven.
vrijdag 29 mei 2009
OB. Hallo, borden.(deel twee)
Ik had het eigenaardige gevoel dat ik werd geobserveerd, dat iemand vanuit een hoekje naar me keek.
‘Hallo is daar iemand?’. Geen antwoord.
Ineens zag ik, recht tegenover me, een gestalte op z’n hurken bij de muur zitten. Vreemd dat ik hem nu pas zag. Hij keek niet naar me, in tegendeel hij leek volstrekt in zichzelf gekeerd te zijn en was bezig blauwe plastic dopjes op de vloer te leggen. Een bloemperkje van plastic viooltjes. Onderwijl mompelde hij zachtjes in zichzelf.
‘Ah, neem me niet kwalijk, ben jij de kunstenaar van dit werk?’. De man kwam ineens razendsnel overeind. Hij was even lang als ik.
‘Welnee, ik ben hier alleen om het mooi te maken. Mooi en aantrekkelijk, snap je wel.'
‘Is de tentoonstelling nog in opbouw dan ?
‘Jawel, altijd in opbouw, nooit af eigenlijk, het is een proces waar je in stapt. Ik ben Houdini in een wasmachine en heb anderhalve maand de tijd om eruit te komen.’
De man praatte gejaagd en afwezig. Hij keek langs me heen.
‘Wat voor proces als ik vragen mag?’, ik had de vraag nog niet gesteld of ik zag een verandering komen in zijn blik. Hij leek zich te ontspannen.
‘Mag ik je uitnodigen op de sofa plaats te nemen?’. Hij zei het alsof ik een soort prijs gewonnen had en misschien was dat ook wel zo.
‘Graag, dat lijkt me prettig.’Er was een gezellig zitje in de tentoonstellngsruimte gemaakt.
‘Dat is een goeie vraag die je daar stelde over dat proces. Het is precies die vraag die ook mij bezig houdt. Wat is dit voor proces? Het is een tentoonstelling, of terugblik, zoveel is duidelijk. Maar iedere terugblik is ook een vooruitblik, toch?’
Hij leek me wat verward, deze man, maar hoe meer het gesprek vorderde hoe beter ik hem begreep en hoe minder gek ik hem eigenlijk vond. Maar misschien was het wel zo dat ik zover meeging in zijn redeneringen dat ik op hem begon te lijken. Toen ik s’avonds thuis kwam had ik het gevoel iets te hebben meegemaakt, iets dat mij misschien wel had veranderd. Mijn vriendin vroeg waar ik al die tijd geweest was en ik vertelde over de expositie. Ze vroeg waar die over ging en ik vertelde haar dat het een experiment was en dat het ging over een manier van kijken.'De essentie van de getuige is dat hij op een punt staat vanwaar de onontwarbare kluwen van het menselijke handelen zich ineens ontward en vanwaar je alles kan overzien. De wereld is dan landschap geworden.'
Maar mijn vriendin was niet bij de tentoonstelling geweest en was met haar gedachten ergens anders.
‘Heb je toevallig nog borden gekocht?'
Ik dacht aan de Spaanse weduwe , aan haar ironische lachje en haar zachte stem. Ik dacht aan de zwarte bloem in haar haren. Ook ik was met mijn gedachten ergens anders.
Mijn vriendin zwaaide met haar handen voor mijn gezicht en zei:’Hallo, borden.’
donderdag 28 mei 2009
OB.Toefjes van Wolken
Vrouwen van middelbare leeftijd, daar haal ik van tijd tot tijd mijn inspiratie uit. Vooral als het zoekende vrouwen van middelbare leeftijd zijn. Vandaag waren er twee bij mij op bezoek die me bijzonder bevielen. Alhoewel ze elkaar niet kenden en onafhankelijk van elkaar binnen kwamen, waren er opmerkelijk veel overeenkomsten. Ze waren allebei in Australië opgegroeid en hadden allebei een ouder op sterven liggen. Met de eerste, Winny geheten, sprak ik over de tijd ruimte coördinaten waar je op geboren bent en hoe dit je karakter bepaald. Ik ben vergeten haar te vertellen dat ik op een flat geboren ben en dat mijn moeder daarom denkt dat ik nog steeds niet echt geland ben. Ik had daar graag met Winny over van gedachte willen wisselen. De tweede vrouw van middelbare leeftijd kwam bij mij op de bank zitten toen ik met Winny in gesprek was. Ze vroeg of ze erbij mocht komen zitten. Wij vonden dit een goed idee.
‘We hadden het net over doelen stellen in het leven, heb jij een doel voor ogen?’
‘Ja, dat wel, maar er zijn ook heel veel andere dingen.’
‘Obstakels bedoel je?’
‘Nee, nee obstakels klinkt te negatief, ik moet er ook voor anderen zijn.’
‘Maar laat je je dan niet teveel afleiden?’
‘Ja wij vrouwen maken ons toch teveel zorgen over van alles en nog wat.’
‘Bedoel je dat de mannen het zich meer kunnen permiteren een bord voor hun kop te hebben.'
'Dat zou nog wel eens kunnen ja', beaamt Winny.
‘Wat ook zo prettig is aan mannen, is dat als je dan een tijdje ergens over gediscussieerd hebt, dat ze dan zeggen en nu is het afgelopen.’, zegt de vrouw naast me op de bank. Ik slikte, want dat was bij mij helemaal niet zo. Sterker nog ik kon eindeloos ergens over door jengelen en jaren later nog eens beginnen over wat iemand ooit gezegd zou hebben. Dat is de vrouw van middelbare leeftijd die in mij huist.
Als Winny alweer de deur uit is, wellicht op weg naar haar zieke moeder, vertelt de vrouw op de bank (ik weet niet hoe ze heet, helaas) dat ze zodra haar vader dood is terug verhuist naar Australië. Ze zegt dat ze altijd heimwee heeft gehad.’Ik ben daar ook een totaal ander mens. Dat komt door het eten en het klimaat, denk ik. Je hebt er ook andere kleren aan.’
Voordat ze afscheid neemt verteld ze nog hoe ze van de Nederlandse wolken houdt.’Die golvende vormen, van die toefjes die elkaar opvolgen, prachtig, die heb je in Australië niet.’
OB. Hallo, borden.
Iedere dag zag ik het. Als ik er langs fietste op weg naar mijn werk, zag ik hoe ze aan het bouwen waren. Later toen het af was heb ik me vaak voorgenomen er eens te gaan kijken, maar daar dacht ik alleen aan als ik er langs fietste en dat was nooit op een moment dat ik kon afstappen. Tot vandaag. Er waren een paar borden gesneuveld en ik besloot nieuwe te gaan halen. Twee diepe pasta borden zocht ik. Hun betreurde familieleden hadden zich gisteren op onnavolgbare wijze onder een stapel platte borden in het keukenkastje los gewrikt en waren met donderend geraas op de keukenvloer terechtgekomen. Net alsof ze hadden willen opstijgen en pas op het laatste moment beseften helemaal geen vleugels te hebben. Maar er moesten nieuwe komen want we kregen eters. Op de terugweg kwam ik, ondanks dat het mijn thuiswerkdag was, weer langs de galerie en zo dacht ik er dus weer aan. Ik meldde me bij de balie en vroeg waar de tentoonstelling over ging. Een meisje met blond krullend haar waar ze een zwarte bloem van stof in had gestoken, als een Spaanse weduwe, zei dat ze er niks van wist of er in ieder geval niets over kwijt wilde. ‘ Er zit daar iemand binnen die je er graag alles over vertelt.’, zei ze met een ironische glimlach. Haar stem had een prettige klank, maar die geheimzinnige houding irriteerde me. Ik was daar toch zeker te gast! Voor de zekerheid, misschien uit intuïtie, liet ik mijn zojuist aangeschafte pasta borden bij haar achter. ‘Ik zal er goed op passen’ zei ze weer met dat ironische glimlachje. Dit keer vond ik het niet zo erg. Haar ogen waren lief en toen ik nog eens goed keek besloot ik dat ze best aantrekkelijk was. In de expositieruimte zag ik de vreemde tralierekstructuur die ik al die tijd van buiten ook had gezien. Het was gemaakt van een standaard bouwmateriaal waar gipsplaten tegenaan worden geschroeft. In het midden van de ruimte stond een opgetilde houten vlonder waarop kasten waren gemonteerd. Tot zover kwam alles nog overeen met hetgeen ik van buiten had gezien. Maar er was nog iets, iets dat ik van buiten onmogelijk had kunnen bedenken. Het was denk ik de sfeer die er hing. Ik kreeg ineens de indruk dat dit geen gewone expositie was, maar dat er iemand woonde. (wordt vervolgt)
dinsdag 26 mei 2009
OB. Ik heb het getest
Er is een mail binnengekomen van alweer een ‘volger’ van Antonello’s painting. Zijn naam is Stefaan van Biesens. Ook deze man heeft net als Nicholas Wade een installatie gemaakt van dit oerkantoor. Wat opvalt zijn de toch al te letterlijk vertalingen van het schilderij ,waardoor er geen relatie wordt aangegaan met de plek waar de installatie zich in bevindt. Al komt Stefaan van Biesens wel in de buurt met zijn installatie in een bibliotheek waar hij ook een bibliotheek van ‘wandelingen’ aan toegevoegd heeft. Toch lijken de meesten vooral naar de vorm te kijken en niet naar het principe. Al blijft het naar dat principe natuurlijk raden. Het Observatorium ziet een spel tussen binnen en buiten, maar wie wil er een spel spelen als hij studeert?
Het ziet er eerder naar uit dan San Girolamo hier zit te poseren met z’n pauw (symbool van het eeuwige leven) en z’n trouwe leeuw. Ik durf te wedden dat hij weliswaar naar het boek kijkt maar niet echt leest. Als er werkelijk voortdurend mensen in en uit zouden lopen om hem aan te spreken dan komt hij nauwelijks aan werken toe. Neem dat maar van mij aan, ik heb het getest.
OB.Het monumentale
Een economische crisis kan op de stad het verwoestende effect hebben van een oorlog. Denk aan Detroit en de teloorgang van de auto industrie. Alles aan die stad herinnert nog aan dat verlies. Hier geen revitaliseringprogramma zoals in het Duitse Ruhr gebied. Het verlies, het verdriet, het historisch unieke moment levend houden is vaak de inzet van monumenten. Toch schuilt daarin een paradox. Het herinneren, de minuut stilte bij dodenherdenking betekent ook dat datgene wat herinnerd moet worden niet meer actueel is. Monumenten moeten ons er vooral aan herinneren niet bij het verleden stil te blijven staan. Ze zijn eerder een grenspaal tussen wat is geweest en waar we naartoe moeten.
maandag 25 mei 2009
OB.Control Freak
De eerste gast vandaag neem ik mee naar de afbeelding van de kunsttuin van kamp Vught. Ik vraag hem:’ waar houdt de kunstenaar op en begint de maatschappelijk werker ? Als het stil blijft verduidelijk ik mijn vraag met: ‘is dit niet te praktisch voor kunst?”
‘Als het bedoeld is als kunst, dan is het kunst. Vervolgens kun je het dan hebben of iets goede kunst is of niet.’
De man is een fotograaf en we hebben het over de fotograaf Christian Boltanski die andere fotografen hele nauwgezette instructies gaf om een schoolklas te fotograferen. Hij deed dit op afstand zonder er ooit heen te gaan. Misschien is wat er in Vught gebeurd vergelijkbaar, dat is althans wat de bezoeker leek te suggereren.
Toch is wat Het Observatorium heeft gedaan van een andere orde. Terwijl Boltanski op afstand een kunstwerk realiseert en mensen daarbij inzet als willoze werkuigen, daar doet Het Observatorium een handrijking om de uitwerking vervolgens aan anderen over te laten. Ten opzichte van Het Observatorium lijkt Boltanski zich haast als een control freak te gedragen.
zaterdag 23 mei 2009
Je moet erin geloven
Al dagen achter elkaar roken we soms een vleugje van een intense rottingsgeur, maar we konden het niet lokaliseren. ‘Er zal wel ergens een dode rat liggen’, suggereerde ik. Daarom besloten de lieve G en ik toch maar op onderzoek uit te gaan, we achtten het risico te groot dat de geur op een moment zo overheersend zou worden dat het ons uit huis zou verdrijven. Het probleem was alleen dat de geur zich telkens leek te verplaatsen en alleen soms ineens de kop op stak. De lieve G begon voorzichtig in de lades van het kastje te kijken dat we onlangs van straat hadden geplukt, maar nog niet echt aan een nadere inspectie hadden onderworpen. Het kastje stond er als een zuil met daarop een multomap en twee Spaanse woordenboeken. Wel beschouwd leek het op een installatie, een sprekend kunstwerk zogezged. Een stuk esthetischer in elk geval dan wat ik vandaag in de Haagse galerie Walden affairs had gezien. Daar had een Italiaanse kunstenaar bovenop een sokkel van triplex een zwart boek gelegd met een punaise erin. Kunst is net zoiets als de economie en het idee van geld als betaalmiddel: Je moet erin geloven. Ik vond het boek met de punaise niet overtuigend. Niet als beeld en niet als concept. Als in de economie banken zorg dragen voor het reguleren van de geldmarkt dan zouden galeries en musea die die rol moeten spelen voor de kunstamrkt. Een galerie die dit als kunst exposeert, doet denken aan de roekeloosheid van de landsbanki in ijsland. Het vertrouwen van de mensen in de waarde van iets kent z’n grenzen en die grenzen worden in de huidige expositie gevaarlijk dicht genaderd. Maar goed, terug naar de dode rat. De lades van het net gevonden kastje boden geen onaangename verrassingen. Ook het blinde aftasten met de bezemsteel op allerlei plekken tussen kastjes en achter ovens leverde geen noemenswaardige resultaten op en opeens roken we ook niet meer, of kwam dat omdat we de oven aan hadden staan om een paar croissantjes op te warmen. De buurjongen had gezegd dat het ook een geëxplodeerd peertje kon zijn.’ die kunne enorm naar rotte vis ruiken.’ Maar bij ons in huis waren geen lampjes kapot. We besloten alle verdachte en in de Chinese supermarkt gekochte sausjes uit de koelkast te verwijderen. Het voelde alsof we een veestapel aan het afslachten waren omdat er varkensgriep was geconstateerd. We namen het zekere voor het onzekere.
vrijdag 22 mei 2009
OB.illusies
Het is symbolisch. Het Observatorium bouwt een verblijf en overhandigt voor onbepaalde tijd de sleutel. Bij Stroom is de situatie anders. Het is tijdelijk mijn domein, maar wel binnen de muren van een instelling. Waar houdt mijn ‘woonkamer’ op en begint de instelling? Ik besloot die grens op te zoeken door te vragen naar een eigen sleutel. Je moet toch je eigen woonkamer in- en uitkunnen, ook na sluitingstijd, dat lijkt me vrij logisch. De sleutelbewaarder dacht daar anders over, die deed ineens of hij me helemaal niet kende.’Je werkt niet bij Stroom’, kreeg ik te horen en ‘het is een principe kwestie’. Zodra mensen over principes beginnen, kun je je beter uit de voeten maken. Dan is er over het algemeen geen rationele discussie meer mogelijk. ’Het gaat niet om jou......het gaat om het principe.’ De illusie van de woonkamer is stuk gelopen op de principes van de instelling.
donderdag 21 mei 2009
OB.uitwisseling
En wat zijn je conclusies? Wat heeft dit dan te betekenen ? Maar is dit dan nog wel hun werk of is het jouw werk? Vragen, alsmaar vragen. Ineens vond ik het mooi geweest en besloot ik dat het tijd werd om terug te vragen. Wat vinden jullie er eigenlijk van, van zo’n tentoonstelling die niet echt voor zichzelf spreekt? Dit vroeg ik aan een man en een vrouw van beiden ongeveer veertig, ik denk dat ze samen waren.‘We vinden het een boeiend concept, we komen net van panorama mesdag en daar krijg je zelfs een kaartje mee van hoe je moet lopen, terwijl dat een gang uit is en dan de trap op.Daar wordt je letterlijk aan het handje gehouden ‘ Ik vroeg wat voor werk ze deden en ze bleken allebei ambtenaren te zijn. Zij werkte voor binnenlandse zaken en hij bij justitie. Ze had een project bedacht waarbij brandweermannen en politiemannen worden uitgewisseld met Nederlandse brandweer- en politiemannen. Die uitwisselingen worden allemaal gefilmd en zullen ook op tv te zien zijn. Ook ambtenaren worden uitgewisseld en ik kan me nu al verheugen op de gesprekken bij het koffiezetapparaat.
woensdag 20 mei 2009
Radetzky Mars
Ik ben Radetzky mars aan het lezen van Joseph Roth. Een geweldige roman over de nadagen van het Habsburgse rijk en het begin van de eerste wereldoorlog. Een haast melancholisch verhaal over een tijd dat de dingen nog niet zo snel vervangen werden als ze wegvielen. ‘Wat tijd had gekost om er te komen, koste tijd om te worden vervangen’, schrijft Roth. Zo werden mensen lange tijd herinnerd aan de leemte, het gat en het verlies dat een persoon of ding verzoorzaakte dat er niet meer was. De Radetzky mars is een wederkerend thema in het boek, het wordt telkens gespeeld door een militaire kapel. Dankzij you tube zoek je zoiets vrij makkelijk op en tot mijn stomme verbazing dacht ik het direct te herkennen.Was dit niet....gatverdamme ! Het bleek inderdaad te gaan om een Andre Rieu stokpaardje met dat afschuwelijke meeklappen. Ineens wordt me van alles duidelijk, want had die Rieu niet ook het slot Schonbrun op ware grote laten nabouwen als decor bij zijn optredens? Ik hoop dat deze kennis niet met terugwerkende kracht mijn ervaring van het boek gaat vergallen. Meeklappen, dat is misschien wel het ergste wat er is.
dinsdag 19 mei 2009
Bezemsteel
Tijdens mijn studie filosofie ontmoette ik een meisje die mij altijd uitvoerig vertelde dat haar onderbuurman met een bezemsteel tegen het plafond stootte als hij seks met haar wilde. Daar ging zij dan ook altijd mee akkoord. Ik heb het altijd een intrigerend verhaal gevonden. Kort daarna is ze gestopt met filosofie om op het Groningse platteland te gaan wonen en moeder te worden, de vader was iemand die al jaren achter haar aanliep. Mijn onderbuurvrouw in Den Haag stootte ook altijd met de bezemsteel tegen het plafond, na dit twee jaar te hebben volgehouden is ze met haar vriend gaan samenwonen in een buitenwijk. Misschien heb ik destijds wel iets over het hoofd gezien. Ze zei namelijk dat ze de bezem hanteerde als ze wilde laten blijken last van ons te hebben of om vliegen dood te slaan. Maar misschien had ik het wel niet goed begrepen en bedoelde ze heel iets anders te zeggen. Het deed me denken aan Raymond Carver's what 'we talk about when we talk about love'. Ik ben een grote bewonderaar van Carver.
maandag 18 mei 2009
OB. pompen of verzuipen
Een polder in de Hudson baai. Dat was een idee dat de Rottedamse stichting Het Observatorium al lanceerde in 1999. Een goed idee natuurlijk. Russell Shorto directeur van het John Adams Institute in Amsterdam laat in een NRC artikel (weekend 16/17 mei) weten zeer onder de indruk te zijn van het poldermodel ondanks dat hij 52 procent inkomsten belasting moet betalen. Hij kwam er namelijk achter dat je voor dat geld een hoop terug krijgt: sociale zekerheid. Bovendien en dat vinden Amerikanen volgens Shorto ook, lijkt een op consensus gebaseerde samenleving die haar oorsprong kent in de polder ‘het vermijden van risico’s in de hand te werken.’ (het Nederlandse sociale stelsel wordt een voorbeeld voor Amerika, NRC 16 mei). Ik denk dan direct aan de Ahold schandalen met Cees van der Hoeven, die God op z’n blote knietjes mag bedanken dat hij niet in Amerika woonde want dan had hij nu in de bak gezeten. Aangezien ook Nederland op d bloedbaan van de wereldeconomie zit aangesloten is er van minder risico’s weinig spraken, maar dit ter zijde.
In Amerika staat de burger er zo langzamerhand alleen voor. De lonesesome cowboy, die jarenlang model stond voor het Amerikaanse ideaal, zit met vochtig kruit. Misschien is het wel om die reden dat Amerikanen sinds de aanstelling van Obama als president werkelijk op hysterische wijze wapens aan het in slaan zijn. Het televisie programma NOVA had er vandaag een item over. Dit alles vanwege een gerucht dat Obama misschien hun speelgoed gaat afpakken. Maar hij heeft nog helemaal niets in die richting ondernomen. Als je de Amerkanen hoort praten over het wapen bezit dan weet je het zeker: Het poldermodel zal, ook in z’n rudimentaire vorm, moeilijk te vertalen zijn naar de VS al was het maar vanwege de machtige wapen lobby. Het wapen is als symbool alleen al dodelijk voor de idee van een polder. Bovendien is het de vraag of je het moet willen.
In dezelfde krant schrijft Bas Heijne over het gesteggel rondom het Nationaal Historisch museum, dat juist vanwege dat gesteggel al typisch Nederlands genoemd mag worden.Typisch als in typische vastlopende polder bureaucratie. Dat in Nederland het proces van beslissingen nemen moeizaam verloopt heeft te maken met het feit dat Nederlanders na een discussie moeite hebben met het idee dat er een definitief besluit moet worden genomen. Ook die beslissing wordt graag weer ter discussie gesteld. Zo zal het museum juist vanwege het poldermodel dusdanig uitgekleed worden dat het vermoedelijk nooit van de grond komt. Maar stel nou dat we dat museum op die polder van het Observatorium in de Hudson Baai bouwen en die als een soort openluchtmuseum bevolken met pioniers? Ik denk aan een dwarsdoorsnede van de Nederlandse samenleving en een dijkgraaf die om te overleven moeten samenwerken. Iedereen weet dat de beste manier om de Nederlandse cultuur te waarborgen een vorm van isolatie is. Denk aan al die Friezen in de VS die Friezer zijn dat de Friezen zelf. Als we vanuit Nederland willen weten hoe het ook alweer zat met die Nederlandse identiteit dan moeten we naar New York. Amerikanen kunnen op hun beurt leren hoe je een polder netjes houdt. Ze leren over het fenomeen van kwelwater, dijk onderhoud en het pompsysteem. Ze leren wat het is om vooruitgang te boeken zonder nog verder naar het westen te kunnen. De leuze ‘Go west’ wordt in Amerika langzaam vervangen voor ‘pompen of verzuipen’.
zondag 17 mei 2009
voor wat hoort wat
Vandaag hadden we vrienden te eten. Een stelletje waarvan de vrouw uit Colombia komt.
'Alle Colombianse mannen worden na hun dertigste als koelkasten', vertelde ze en noemde haar broers als voorbeeld. 'Dat komt door de likeur die ze drinken.' Bij ons in het hofje woont ook een Colombiaanse man, het is de vriend van een buurvrouw. Als het even kan trekt hij al z'n kleren uit, dus we hebben het koelkastvormige lijf al vaak mogen aanschouwen. Hij vraagt ook altijd aan vrouwelijke buurtbewoners of ze z'n rug in willen smeren. Laatst had de alleenstaande moeder van verderop mankracht nodig en de koelkast was in de buurt. Die wilde maar al te graag een zwaar meubelstuk omhoog slepen. Zo kon hij mooi zijn spieren tonen. Kort na deze krachtinspanning kwam hij met z'n fles zonnebrand aangewandeld. Of de alleenstaande moeder even z'n rug wilde insmeren. Voor wat hoort wat, moet hij gedacht hebben.
vrijdag 15 mei 2009
Taal
Gisteren aan het einde van mijn presentatie in Ypenburg heb ik nog even het verband tussen taal en ruimte aangestipt. Het was een losse associatie, die misschien nog navolging verdient. Als we de stad opvatten als een taal waarbinnen we ons tot elkaar kunnen verhouden, wat gebeurt er dan met de taal als die stad radicaal verandert? Wat doet een plek als Ypenburg met andere woorden met de manier waarop we met elkaar communiceren? Ik denk dat de oriëntatie op de snelweg i.p.v. de gemeenschappelijke ontmoetingsruimte betekent dat je elkaar op den duur ook niks meer te zeggen hebt. De omgeving biedt er geen aanleiding toe en we vallen op den duur misschien letterlijk stil.
woensdag 13 mei 2009
Opkomst
Vanavond had ik een presentatie over mijn verblijf in Ypenburg.De presentatie vond plaats in het 7X11 huis van Heden, na tien jaar nogsteeds geen plek dat bij veel Ypenburgers een warm gevoel oproept. Maar ik geloof niet dat dit aan Heden ligt.
Ook de Modderdorpse tijd, die daar voor mij had gezeten was van de partij. Ik had geen grote opkomst verwacht en die was er ook niet. Er waren denk ik acht of negen personen en een authentieke Ypenburger. Ik heb gemerkt dat het mij niet uitmaakt of er nou een hand vol mensen staan of vijftig. Het gaat net zo goed of net zo slecht. Er was aan het einde zelfs nog een behoorlijk geanimeerde discussie over het functioneren van de buitenwijk. Ik vermoed dat er vrijdag bij mijn presentatie in de bibliotheek meer mensen zullen zijn, al was het maar omdat de bibliotheek van zichzelf al een publieke plek is.
OB. Patchwork Gevangenis
Gisteren heb ik een bezoek gebracht aan de jeugdgevangenis in Vught om een werk van het Obersvatorium te bekijken. De gevangenis staat op een plek waar je, gebruik makend van het openbaar vervoer, alleen kan komen met een taxi of met een klein busje die eens in het uur van station den Bosch rijdt. De gevangenis bevindt zich op een boeiende en historisch beladen plek. Hier bevond zich het voormalige concentratiekamp Vught. Cynisch genoeg staat het ‘museale’ gedeelte van het kamp dat dienst doet als herdenkingsteken op een minimaal stukje helemaal achteraan. Ze hebben nota bene een barak nagebouwd om rondleidingen te geven. Niet dat er geen barakken zijn, maar die barakken zijn allemaal in gebruik. Als gevangenis, maar ook om militairen te stationeren. Ook is het kamp destijds gebruikt om Molukkers op te vangen, maar omdat hun ‘tijdelijke verblijf’ twintig jaar duurde, zijn ze maar gebleven. Ze wonen er nog steeds. Er wordt ook nog een gevangenis van de Duitsers gebruikt om mensen in op te sluiten die zwaar bewaakt moeten worden. De Hofstad groep zit daar bijvoorbeeld. Communicatiemedewerker Sander Syperda zegt dat een voormalige directeur een man met ambitie was.‘Zo ongeveer bij ieder probleem in Nederland zei hij: breng ze maar naar Vught, dat lossen we hier wel op.'
Alles zit in Vught, waardoor er eigenlijk een soort patchwork gevangenis is ontstaan. ‘we hebben plastic schotten op de hekken geplaatst zodat de jonge jongens niet in contact komen met de zware volwassen criminelen.’ De schotten zien er wat profesorisch uit. Je kan zien dat het achteraf geconstateerd is dat het misschien beter zou zijn als dit contact zou worden geminimaliseerd. Bovendien wordt de jeugdinstelling ook niet meer gezien als een gevangennis, maar een zorginstelling. Ook de tuin van het conservatorium past bij dat idee. 'Als de jongens hier bezig zijn, vergeten ze soms dat ze opgesloten zitten.'
zondag 10 mei 2009
OB.anti-archief
Een vrolijk oud baasje wees mij vandaag op het archief van Harry Patinama. Harry Patinama, een naam om te onthouden. Op internet las ik het één en ander over zijn synergie archief dat hij samen met kunstenaar Irma van der Zande vult. De website van het Synergie archief is nog onder constructie, maar de volgende tekst over beide kunstenaars is wel alvast te lezen:
In hun werk proberen zij ratio en intuïtie te verbinden, bijvoorbeeld door teksten te ont-talen en om te zetten in beelden volgens een bepaalde systematiek.
Dit is kunst dat gereduceerd wordt tot een systematische handeling waarbij het niet lijkt te gaan om de conservatie van informatie, maar juist de reductie ervan. Ont-talen is een proces van verval waarbij de betekenis uit de tekst wordt getrokken. Het is dus eigenlijk het tegenovergestelde van een archief.
zaterdag 9 mei 2009
Geaardheid
Op de achterkant van de NRC lees ik vandaag dat er een boek is verschenen over lesbische rolmodellen. Echt een boek waar we behoefte aan hebben. Volgens de samenstellers Mirjam Hemker en Linda Huijsmans is de lesbo in de samenleving nog tamelijk onderbelicht. Tevens melden ze dat er waarschijnlijk een lesbische medewerker op het binnenhof rondloopt. Tjonge. In hetzelfde artikel wordt een onderzoek van de universiteit Amsterdam aangehaald waarin staat dat vrouwenvrouwen ( lesbo’s) vaker last hebben van woede aanvallen en depressies. Ook ontzettend nuttig om te weten, maar wat het met het betoog van het artikel te maken heeft wordt niet duidelijk. De samenstellers van het boek over ‘lesbiconen’ verbazen zich er ook nog over dat ze vooral in de kunstwereld op weerstand stuiten voor hun initiatief.’ Als ik merk dat jullie mij noemen in je boek krijg je een proces aan je broek.’ Dat lijkt me ook de enige juiste reactie. Er blijken volgens de samenstellers opvallend veel lesbische vrouwen bij de NOS te werken met deze ‘geaardheid’. Ik vond het journaal toch al een beetje een slap en weinig informatief programma, maar nu ik weet dat er vrouwen met een geaardheid werken denk ik dat ik voorlopig helemaal niet meer ga kijken. Journalisten die veel lijden aan woede uitbarstingen lijken me niet erg betrouwbaar.
vrijdag 8 mei 2009
Het leven van de ander
Er kwam vandaag een meisje schuilen tegen de regen. Onder haar arm droeg ze een schilderij verpakt in een vuilniszak. 'Die heb ik gisternacht geschilderd.' , zei ze.
Ze vertelde dat ze honger had en dat ze nu met het schilderij de straat op ging om het te verkopen. Ik vroeg haar of ze op die manier ook wel eens iets had verkocht.
'Altijd', zei ze. 'Alleen jammer dat er nu niemand op de terrasjes zit met die regen.'
Ze laat me zien wat ze geschilderd heeft en het blijkt Ulrich Mühe te zijn, de man uit de film 'Das leben der Anderen' die de anderen observeert. Het is dat plaatje met de koptelefoon. 'Ik heb gisteravond die film gekeken en daarna de achterkant van het hoesje nageschilderd.' Het meisje was denk ik nog geen twintig en hield er een soort bohemien-achig leven op na waarbij ze op het moment dat ze veel geld had verdiend met het verkopen van schilderijen van het leven ging genieten en eigenlijk nauwelijks nog wat deed. Als ze honger leed kwam ze in een roes en ging ze weer werken. Lijden voor de kunst, het bestaat dus nog steeds. Toch had ik haar een boterham moeten aanbieden.
donderdag 7 mei 2009
OB.De dood
Het schilderij van Da Messina heeft op veel mensen een bijzondere aantrekkingskracht. Ik had al eens een Franse dame op bezoek die er de grot van Plato in meende te herkennen. Vandaag had ik een ondermeer een Canadese kunstenaar op bezoek die me vertelde dat hij al jaren geleden getroffen was door het schilderij van da messina. ‘ Ik werk veel met mdf en het meubelstuk waar Geronomo in zit, lijkt ook wel uit moderne materialen opgebouwd.’
Ik snap wat hij bedoelt, er is inderdaad gebruik gemaakt van een dun soort plaat materiaal. Wie verder naar het schilderij gaat kijken verdwijnt er uiteindelijk in.
‘Het begint met de kleine bogen van het meubelstuk waar je je kan voorstellen als kind onder te kruipen, dan komen de iets grotere boog van het bureau waar Geronomo aan zit te studeren en dan verder een boog die al bijna zo groot is dat ze aansluit bij de bogen van de ruimte. Dat is het voor mij een transformatie tussen meubel en architectuur.’
Kunstenaar Olphaert den Otter kwam ook voorbij. Ik wees Olphaert in navolging van de Canadese kunstenaar op een doorzichtige kat op het schilderij van da messina. De Canadees dacht dat het met opzet was, Olphaert zei dat het kwam doordat olieverf in de loop der tijd transparant wordt. ‘Daaraan kan je zien dat de kunstenaar achteraf heeft besloten de kat toe te voegen. Dat is interessant want het maakt een soort keuze patroon zichtbaar. ‘
Olphaert liet me net als de Canadese kunstenaar zijn werk zien. Een serie van schildrijen die een studie voorstellen naar behuizing op de grens van dakloosheid. Het is inderdaad een fascinerende vraag waar het wonen ophoud en de dakloosheid begint. Ik denk dat de essentie van het wonen zich juist op dat grensgebied afspeelt. Wonen is een werkwoord, wie wonen concipieert als toestand heeft het over de dood.
woensdag 6 mei 2009
Ironie
Vandaag kreeg ik bij Stroom bezoek van Vincnet van Gerven Oei die samen met Jonas Staal een pamflet tegen ironie heeft geschreven. Dat pamflet ligt in drie grafstenen opgebaard in de kelder van Stroom waarmee het letterlijk onder iedere tentoonstelling ligt. Ironie wordt door hen ijdel genoemd omdat het een superieure houding ten opzichte van de toehoorder veronderstelt en het houdt altijd een ontsnappingsmogelijkheid open voor hetgeen beweerd is. Ik zou willen zeggen dat ironie uitstekend werkt voor zelfrelativering en aan de toehoorder de nodige ruimte biedt z'n 'ongelijk' toe te geven zonder gezichtsverlies te leiden. Het biedt weliswaar vluchtmogelijkheden, maar die zijn er voor bijde partijen. Dat maakt het niet per se compromisloos, maar juist een praktisch middel om mee te commuiniceren.Staal richtte enige tijd geleden monumentjes op voor Wilders. Dat ging vooral om de kracht van de suggestie: foto's, kaarsen en bloemen deden het werk. Wilders doet niet aan ironie en nam het werk dan ook uiterst serieus. Maar dat was opzichzelf wel weer ironisch te noemen want hierdoor werd Wilders onderdeel van het kusntwerk. Pas toen Wilders het zich aantrok dat iemand net deed alsof hij dood was kreeg het werk betekenis.
Een goed werk, vind ik zelf, maar volgens mij bij uitstek een ironisch commentaar op de persoon van Wilders. Althans, dat commentaar kwam natuurlijk uit hemzelf.
dinsdag 5 mei 2009
Lijstjes
Enige tijd geleden schreef Jan Blokker in de NRC-Next dat kranten zich steeds vaker laten misbruiken voor verkapte reclame doeleinden. Hij verwees hiermee naar Andries Knevel (EO) en Floris Decker (ABN), die in de krant excuses maakten, maar dat vooral aangrepen als gratis reclame voor hun instellingen. Het jongste voorbeeld hiervan is Dimitri Verhulst. In een opiniestuk in NRC Next meende hij te moeten beweren blij te zijn met de christelijke boekhandels die zijn boek niet wilde verkopen vanwege de titel Godverdomse dagen op een Godverdomme bol. Dat je daar blij om bent kan ik me voorstellen, wie wil er niet dat boekhandels je boek weigeren vanwege de aanstootgevende titel. Altijd goed voor de verkoop. Maar Verhulst zei het prijzenswaardig van die boekhandels te vinden omdat ze uit principiële gronden handelden in plaats van uit commerciële. Daaran bleken dit principiele gronden ineens tamelijk mager te zijn. Het stuk is opgebouwd rond het verschil tussen commercieel en principieel, terwijl dat volgens mij een dubieus onderscheid is.
Christelijke boekhandelaren weigeren uit principiële overwegingen de de AKO poster van Verhulst omdat het potentiële klanten zou kunnen afschrikken. Boekhandelaren zijn uit principe commercieel. Hij sluit af met de opmerking dat in Nederland boeken sowieso alleen maar serieus worden genomen als ze op de één of andere lijst worden gezet. Daar heeft hij natuurlijk gelijk in, die lijstjes cultuur is vreselijk. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hij daar zelf ook nogal mee bezig is. Wat van het betoog overblijft is dit: Ik sta op de Ako lijst en op de zwarte lijst, koop mijn boek. Blokker heeft gelijk: het begint een trend te worden.
zondag 3 mei 2009
Hotel Zeepjes
Andrea Vreede, NOS verslaggeefster in Italië, zei een paar weken geleden bij een lezing in Groningen dat Berlusconi het beste is wat Italië is overkomen sinds Andreotti. Onlangs zag ik een erg goede film over Andreotti, I Divo, van Paolo Sorrentino die ik sinds la Consequenze dell'Amore tot een van mijn favoriete regisseurs reken. Sorrentino zet Andreotti neer als een ongrijpbare man met een bijna heilige missie om het goede te doen voor zijn land, waarbij in zijn eigen woorden soms ook het kwade ingezet moet worden. Alleen wat betreft dat laatste lijkt Andreotti wellicht op Berlusconi, ook hij schuwt het kwade niet en wordt net als Andreotti beschuldigd van banden met de maffia. Maar Berlusconi lijkt vooral geïnteresseerd in een sterrenstatus en dat kan van de eenzame Andreotti niet gezegd worden. Hij maakte vijftien urige werkdagen op vier of vijf uur slaap. Het enige frivole aan hem was dat hij hotelzeepjes spaarde.
zaterdag 2 mei 2009
Heg
In het flauwe schijnsel van mijn zaklamp lichtte het witte gezicht van de buurjongen op in de nacht. Hij keek, als gehypnotiseerd door het schijnsel, met fonkelende bruine ogen mijn kant op. Maar hij leek me niet te zien, of het drong niet tot hem door dat ik het was. Vooral de zaklamp trok zijn aandacht. 'Ga maar slapen', zei ik. Maar zodra ik het licht had gedoofd ging het smakkende en knabbelende geluid dat eerder mijn aandacht had getrokken, onverminderd verder. De buurjongen nam kleine wel overwogen hapjes van de heg. 'Die heeft morgen groene poep', dacht ik en trok de voordeur achter me dicht.
Abonneren op:
Posts (Atom)