Vanmorgen zag ik Zeger Reyers, die ik tot dan toe nog nooit had ontmoet. Ook zijn naam heb ik even moeten opzoeken. Hij was bezig een stoel, die hij zojuist had opgevist, in cellofaan te wikkelen. De stoel was begroeit met mosselen, een beeld dat ik vagelijk ergens van herkende.‘Dat ziet er verdacht veel uit als een kunstwerk’, zei ik dan ook opgewekt. Ik vroeg wat ermee ging gebeuren. Het moest naar Oostenrijk voor een expositie. Net toen ik verder wilde lopen, zei Zeger Reyers nog dit:’Laat me maar even, ik heb slecht geslapen en ben hartstikke chagereinig.’ Een vriend van mij heeft, toen hij klein was, eens een ontmoeting gehad met Bassie (Bassie van Bassie en Adriaan). De beroemde clown had zojuist een optreden gehad en stond nu een sigaret te roken op een parkeerplaats. Opzichzelf is een rokende Bassie al tamelijk ontluisterend maar toen mijn vriend hem enthousiast benaderde werd hij getracteerd op een scheldpartij in plat Amsterdams. Dat was de mens achter de clown. Vandaag zag ik de mens achter de kunstenaar Zeger Reyers. Het kunstwerk de mosselstoel is voor mij voor eeuwig verbonden met de woorden:' Laat me maar even'. De kunstenaar die bozig opzoek gaat naar een restje celofaan voor het transport naar Oostenrijk, dat was een prachtige performance van het alledaagse.
Of Zeger Reyers dat ook zo heeft bedoeld valt te betwijfelen, maar zo gaat dat met kunst; in de publieke ruimte krijgt het zijn eigen dynamiek. De mosselstoel kan voor mij niet meer stuk.