dinsdag 20 april 2010

KKS19: Op de paardentram gesprongen

Vandaag verlaat ik de container pas tegen een uur of half vijf. Meestal probeer ik iets eerder op pad te gaan, om nog wat aan de dag te hebben. Dat lukt niet altijd, soms moeten er dingen af en dan zie je de dag aan je voorbij glijden zonder er zelf aan deel te nemen. Op het moment dat ik de container verlaat is het al iets kouder geworden, een vers wolkendek legt de brandende zon in een noodverband en het waait. Dat maakt niet uit, houd ik mijzelf voor, er is nog tijd genoeg om van alles te doen. Ik kijk naar de schepen bij de visafslag, sinds kort ga ik altijd via de haven, niet langer langs Simonis, maar langs de kade waar de vissersboten lossen. Dat is vandaag al gebeurt, in alle vroegte. Ik kijk naar de visnetten die op stapelks liggen de drogen op de kade en ik bedenk dat het als een bevrijding voelt om even weg te zijn van de schrijftafel in het kraaiennest.

Ik besluit koffie te gaan drinken bij Leny, het vluchtheuvelcafe nabij het havenrestaurant van de weduwe van Toorn in de Westduinweg. Vluchtheuvelcafes zijn typisch Schevenings, heb ik ontdekt. Het Statenkwartier staat er vol mee en de lieve G heeft bedacht dat die destijds bedoeld waren om op de paardentram te wachten. Of het waar is, weet ik niet, maar het heeft wel wat. Je komt terug van het toilet en je vraagt je af waar ze zijn, de lieden die je bij het interieur had gerekend. De man die voor eeuwig de sportkaternen aan het doornemen is en de zeeman met een tatoeage in zijn nek. En Leny, die goeie oude Leny, zal zeggen: 'Oh, die, die zijn meegenomen door de paardentram.'  De aanwezige werklui sluiten de dag af met potten bier. Leny kent ze blijkbaar goed en ze bemoeit zich veelvuldig met de discussie, die gaat over eten: 'Een kilo kip koop je voor zes euro en de kruiden heb je al in huis, dus waar heb je het over?'.
Maar de zelfbenoemde kok protesteert: 'Het is duurder want ik ga het helemaal zelf maken. En jullie zullen niet alleen de dag erna, maar de hele week erop nog nagenieten.' Na een tijdje op de paardentram te hebben gewacht en te hebben geluisterd naar slapstick anekdotes over heet eten, reken ik mijn biertje af. De tijd voor koffie was al voorbij had Leny gezegd. Vanaf het vluchtheuvelcafe loop ik omhoog naar de Lindoduinflat om te kijken of er nog iets over was van het bunkercomplex dat daaronder moet hebben gezeten. Er was niets te zien. Toch goed om even te checken. Daarna, toegegeven, dwaal ik een beetje rond. Op een denkbeeldige paardentram laat ik mij meevoeren langs het oude vissershofje en de andere vislaantjes. Mijn aandacht wordt getrokken door een uitgesleten zandpad over de trambaan, niet aangelegd maar ontstaan vanuit de logica van het alledaagse. Het zijn altijd fascinerende gangen en paadjes om te zien en ze vertellen iets over de mentale stad van de bewoners in plaats van de stad zoals die ooit is bedacht. Bedacht vanuit Den Haag.  In gedachte verzonken, steek ik de sporen over, om kort daarna te worden klemgereden door een blauwe volvo. Een woeste bewoner die mij  wil laten weten dat ik verboden paden heb betreden, denk ik direct. Maar dan herken ik K met zijn lange haren in een paardenstaart, die op weg is naar zijn oude atelier. Ik besluit mee te gaan.  K kent zijn weg goed in de anti-kraak wereld van Scheveningen. Nu heeft hij een plek naast de brandweer, in het oude politie bureau. Ik was daar al eerder. Zijn oude atelier, dat door K eigenlijk als opslag wordt gebruikt, is gevestigd in een van de hoogste kantoorgebouwen van Den Haag. Het voormalige nutsgebouw. Honderden vierkante meters waar misschien een handje vol mensen een plek heeft. We dwalen wat over de verdiepingen. K moet dingen ophalen, maar weet niet goed wat. Hij heeft een woord, dat hij veel gebruikt en dat hij heeft bedacht, maar dat ook al door anderen op het surfdorp op van alles en nog wat wordt toegepast: 'Sjizzelen'. Stapels worden gesjizzeld, maar ook:' wat voor sjizzel ligt daar?'. Het is bijna een soort snuffelen wat K doet. Ondertussen raak ik steeds meer onder de indruk van de gigantische hoeveelheid ruimte die hier leeg staat.  Hij orienteert zich op wat er allemaal nog ligt en wat van hem is. Een handelaar in tropisch hardhout heeft hier ook z'n opslag. Planken die soms een doorsnee hebben van twee meter, en nog de vorm hebben van de oude stam, worden hier in de olie gezet. K laat me dat allemaal zien, hij vindt het prachtig. Het is inderdaad indrukwekkend, maar ergens vraag ik me af of het allemaal wel klopt. Woudreuzen van een dergelijk formaat, tropisch hardhout, kan dat eigenlijk wel? Bij de ingang liggen nog wat surfplanken van K, allemaal planken met een verhaal. Een plank die is vormgegeven door de beroemde Takayama mist een punt.' Maar hij heeft wel een geweldige shape'.
Ik stel aan K voor deze plank te adopteren. 'Voor mij is surfen vooral een idee, conceptueel is het beter om je eigen plank te maken en pas daarna te beginnen met surfen. Maar een kapotte plank een nieuw leven geven is nog beter.'
K vindt dit een goed plan en we rijden weg, naar het statenkwartier, waar hij op de honden van Mayo moet passen.'Ik heb lekker indisch eten gehaald, maar mayo zit in Libie, op het vliegveld, dus als je wilt mee eten kan dat.' Ik ga op het aanbod in en we gaan het huis binnen dat voornaam is en groot en oude kasten heeft die tot het plafond komen, maar het huis is uitgewoond. Niet onprettig, maar er is niet al teveel in geinvesteerd de laatste jaren. Daardoor zijn de scherpe randjes zijn van het voorname afgeschaafd. Er staan meubels die afkomstig zijn van de straat en er hangt kunst aan de muur van de kinderen en van Mayo zelf. 'Het huis is niet van haar', legt K uit, 'het is van haar man, maar ze slapen al jaren niet meer in hetzelfde bed.' Ik maak een biertje open en schenk dit klotsend in een glas. We proosten en ik ben blij, blij met het bord van Takayama, dat weldra weer het schuim zal proeven waar het recht op heeft. Later als ik nog wat door het kollosale huis dwaal, kom ik op de bovenste verdieping waar de kinderen wonen. Wonen is misschien niet het juiste woord. Het lijkt wel haast gekraakt, een knusse bende met een wand van surfboards en kleding op de vloer. Dat is niet wat je er van verwacht, niet als je over de stoep van  de Van Dorpstraat loopt en in bewonering omhoog kijkt. 'Goeie sjizzel', den ik bij mijzelf als ik op een geleende fiets van Mayo spring om terug te fietsen naar huis, terug naar de havenmond, waar mijn container staat.