Ik droomde gisteren dat ik in de trein zat. De conducteur kwam het rijtuig binnen en zei: ‘De boodschap is heel simpel: Uw plaatsbewijzen alstublieft.’Blijkbaar was hij in een grappige bui. Hij had donkerblond haar in een scheiding gekamd en ik zag toegeknepen oogjes achter een bril zonder montuur. Zijn wangetjes hingen wat omlaag, maar hij had al met al een opgeruimd humeur. ‘Ja hoor, gezien,’ zei hij tegen links. ‘Merci,’ zei hij op rechts. En zo door. Tegen een man die de krant las zei hij: "leuke trui, die heb ik ook."
In een vierzitje trof hij een vrouw in een boerka. Ze had drie kleine jongetjes bij zich. ‘Schattige kindertjes heeft u,’ zei hij tegen de vrouw, maar die zei niks terug. Een van haar zoontjes schopte vrolijk tegen de schenen van de conducteur. Hoewel dit zichtbaar pijn deed wist hij er toch een glimlach uit te persen. Ik kende die glimlach ergens van. ‘Dit zijn verstorende activiteiten, misschien dat er sancties volgen vanuit de internationale gemeenschap’ zei hij vermanend maar wel met een knipoog. Een man die zich al een tijdje zat op te vreten, bemoeide zich er nu mee. ‘Mevrouw roept u die kinderen eens tot de orde.’ De zaak dreigde te escaleren.
‘Mensen we komen zo aan op een heel belangrijk station,’ suste de conducteur. ’Daar kunt u uit- of overstappen en als u afscheid van ons neemt, vergeet u dan vooral niet uit te checken. Deze trein komt precies op tijd.’
‘Bent u niet Mark Rutte?,’ vroeg ik hem toen hij bij mij was aangekomen. Hij lachte ongemakkelijk, maar maakte zich snel uit de voeten. Die glimlach zei me genoeg.
‘Hè dit is jouw trein,’ riep ik hem na,’je kunt ons toch niet in de steek laten?’ Mark Rutte rende door de wagons naar voren omdat hij als eerste aan wilde komen op het volgende station. Er stond daar naar het schijnt een Russische hoogwaardigheidsbekleder te wachten op de Transnistrië expres.