zondag 21 oktober 2012

De Grenswachter II

 

















‘Hoe heette de organisatie waarvoor u werkte?’
Ik zit enigszins weggezakt op de zachte bank en kijk naar de schim voor het behang. Er waren feiten die ik had verzameld over deze mensen. Feiten waarmee ik kon schuiven als stukken op een schaakbord. De vrouw woonde hier al haar hele leven. Haar ouders hadden koeien gehad, maar haar man had een passie voor paarden. Zo werden de koeien langzaam verkocht en werd het aantal paarden steeds groter.  De laatste jaren nam het aantal paarden juist weer af. Nog enkele beesten staan er in de stal achter het huis. Het duurt niet lang meer of de oude boerderij zal door de nieuwbouw worden opgeslokt. De stad was al angstaanjagend dichtbij gekomen.
‘Wilt u misschien een kopje koffie,’ vraagt de vrouw. Ik knik. Haar eerdere verbolgenheid over het laten ontglippen van haar katje, was ze blijkbaar alweer vergeten. Ik heb nog steeds geen antwoord gegeven op de vraag van haar man, uit ervaring weet ik dat je in onderhandelingen sommige vragen het beste kan negeren. Mensen voelen zich dan al snel onzeker.
Ik heb hier ook helemaal geen brief over ontvangen,begint de man weer, zijn roodomrande ogen zijn op mij gericht.
‘Wij zijn zelfstandige operationele eenheden in het veld. Indien we een geschikte locatie hebben gevonden, worden de eerste contacten door onszelf gelegd. Er zijn geen formele richtlijnen omdat ook de problematiek rondom grenzen, zeker als het gaat om subjectieve grenzen, een informele aangelegenheid is.’ Ik glimlach ontwapenend naar de oude man, op dit soort momenten komt het op de mimiek aan. Wie op het juiste moment een wenkbrauw optrekt of zijn mond breed en smal maakt dan wel nauw en rond, die heeft  de onderhandelingen al bijna in zijn voordeel beslecht. 
 ‘U heeft toch niks te maken met die projectontwikkelaar die achter ons huis gaat bouwen? Door die lui kunnen we niet langer naar de overkant.’
Wilt u een koekje?’ roept zijn vrouw vanuit de keuken. Ze leek er echt plezier in te krijgen dat ze voor iemand kon zorgen. Ik roep dat me dat heerlijk lijkt en probeer me op het gesprek met haar man te concentreren.
‘Uw recht van overpad is afgepakt meneer Kuipers. Daar verzetten wij ons tegen. Grenzen die vroeger zacht waren en als membranen zorgde voor de ademhaling van het gebied, die zijn nu star en hard geworden door commerciĆ«le systemen die de leefbaarheid van de hele regio onder druk kunnen zetten.’
Het echtpaar staart mij aan vanaf de andere kant van de tafel. Een enkel ogenblik gebeurd er niets dan komt de arm van de vrouw naar voren, in haar hand een trommel met koekjes. 'Heerlijk,' zeg ik en terwijl ik van een krakeling knabbel bestudeer ik de porseleinen gezichtjes op de kast.
‘Hobby van u?’ Vraag ik aan de vrouw des huizes.
‘Jazeker. Ik ben me de laatste jaren steeds meer op poppen gaan richten in plaats van paarden. We worden een dagje ouder en onze enige zoon is vorig jaar overleden aan kanker.’
Ze klonk ineens bedroeft. Meneer Kuipers zwijgt. Dit was het moment waarop ik had gewacht.
‘Mevrouw Kuipers kunt u zo vriendelijk zijn de kamer van uw zoon aan mij te laten zien?’
‘Maar natuurlijk, het is boven.’
Ik sta op en veeg de kruimels van mijn broek op de grond.
We gaan de nauwe trap van de boerderij op. Er ligt een dik tapijt op de treden.
De kamer van de overleden zoon is nog helemaal ingericht, precies zoals ik had gehoopt. Door het raam is het weiland zichtbaar, het weiland waar de projectontwikkellaars zich aan willen verlustigen.
‘Dit is uitstekend mevrouw.’ Ik neem plaats op het bed en trek mijn schoenen uit.
‘Dit voldoet precies aan alle eisen voor een observatiepost.’
Ik ben bekaf, het zou goed zijn hier enkele dagen te blijven. Terwijl ik mij onder de dekens nestel vraag ik aan mijn gastvrouw of ik haar misschien moeder mag noemen. Ze lijkt verguld met dit verzoek. ‘Moeder wilt u de gordijnen voor me dichtdoen?’ Het is nog licht buiten. Ze sluit de gordijnen en wil de kamer verlaten. ‘Maak me maar wakker voor het avondeten,’ zeg ik met gesloten ogen. Kort daarna val ik in een diepe droomloze slaap.