zaterdag 20 oktober 2012

De Grenswachter I

-->
-->
Foto_declercq 














De aspirant grenswachter loopt constant het gevaar om dan wel uitgelachen te worden, dan wel, volstrekt genegeerd te worden omdat zijn werk als irrelevant wordt gezien. Hij moet nog een reputatie op zien te bouwen bij een volk dat geheel niet meer met grenzen gepreoccupeerd is. De grenswachter kan daarom het beste beginnen bij de ouderen. De ouderen vervelen zich kapot en kunnen doorgaans wel wat aanspraak gebruiken.
Rondom de stad Groningen heb ik enkele geschikte locaties gevonden, plekken waar grenzen zijn, waar onzichtbare conflicten sluimeren en waar een grenswachter dringend gewenst is. Een zo’n plek is de boerderij van de familie Kuipers.
Ik ga er heen op de fiets. Mijn fiets zet ik tegen een hek, zonder op slot te zetten. Daarna l

oop ik op mijn gemakje het erf op. Een schuur staat open en omdat ik niemand in de buurt zie, besluit ik even een kijkje te gaan nemen. Er staan naar schatting tien koetsen. Achterin staat zelfs een postkoets uit Engeland. Kensington kan ik onder het stof ontwaren. Overal waar ik loop schieten katten weg. Ik bedwing de behoefte om even in de koets te klimmen en ga weer naar buiten. Terug bij de boerderij kijk ik door het keukenraam waar een oudere vrouw toevallig aan een pakketje haringen zie ruiken. Ik klop op het raam en even later wordt er open gedaan.
De vrouw observeert me met een gezichtsuitdrukking waar niets vanaf te lezen valt. Ik vertel haar wat ik wil, maar op dat moment schiet er een grijs mormel naar buiten. 
‘Pak’m dan, godsamme,’ zegt ze.
Ik reageer traag, buig mijn knieƫn iets en steek een hand uit naar het beestje dat klein is en zich in paniek voortbeweegt door de grote onbekende buitenwereld.
Ik ben nerveus, hier was ik niet op voorbereid. Het beestje wordt bang van mijn zwaaiende armen en komt op zijn slappe pootjes steeds verder weg van de deur waar de boerin staat te tieren en te vloeken. ‘Pak’m dan,’ brult ze tegen me telkens opnieuw als een soort bezweringsformule. Als aan de grond genageld kijk ik naar het mormel dat als maar verder drentelt.
Dan komt ze zelf in actie. Met enkele stramme passen staat ze buiten en jaagt het katje naar binnen. Ze draait  naar me om.
‘Wat was uw vraag?’
Ik herhaal mijn verzoek en ze gaat me voor naar de woonkamer. Op vloer liggen tapijten en ook op tafel. Vanaf enkele kasten staren tientallen porseleinen poppengezichtjes als dodenmasker op mij neer. Tussen dit alles zit een roerloze oude man met pantoffels. Hij valt haast weg tegen het bloemetjes behang.  Als hij praat komt het bloemetjes behang tot leven. (wordt vervolgt)