De
tweede keer dat ik Rudolf Mest ontmoette was tijdens mijn werk in de supermarkt. Samen met de rode duivel
moest ik blikjes doperwtjes stapelen en rechtzetten. Ik doe dat soort werk het
liefst in stilte, maar de rode duivel babbelde erop los. Ze sprak uitgebreid
over haar ouders die zwaar religieus waren. Ze zei: 'Als ze weten dat ik met
mijn vriend naar bed ben geweest vermoorden ze me.’ Verder verklaarde de rode
duivel dat ze een opleiding wilde doen om hondenfluisteraar te worden. ’Ik heb
het gevoel dat ik honden echt begrijp.’
Kort daarop was Sander, de bedrijfsleider,
verschenen. Zijn strakke mond en rimpels in het voorhoofd, waren tekenen van
boosheid. Hij vroeg met barse stem waar we mee bezig waren.
‘Ik had gezegd dat je eerst de voorraad moest
wegwerken en dan pas spiegelen.’ Sander zei het meer tegen de rode duivel dan
tegen mij.
‘Nou
dan ben je niet duidelijk geweest,’ reageerde zij doodleuk.
‘Zie je nou wat ze doet,’ zei Sander met een
hulpeloos gebaar naar mij. ‘Nu weet je waarom ik haar de rode duivel noem.’
Ik knikte en maakte me uit de voeten want ik
wilde niet verstrikt raken in andermans liefdesperikelen. Ik wist toevallig dat
Sander haar wel zag zitten en ik zag gewoon hoe de rode duivel haar om haar vingers
met gelakte nagels wond.
Toen ik bij hen vandaan liep opzoek naar iets
anders om te doen viel mijn ook op de spitse gestalte van Rudolf Mest die half
voorovergebogen in het koelvak hing. Hij viste naar Big American Pizza’s. Ik
besloot op hem af te gaan.
‘Hoi,’ zeg ik tegen Rudolf. 'Daar ben je dan.’
'Ja, daar ben ik,’ zei Rudolf wat ongemakkelijk
en ging recht opstaan.'Wat toevallig je hier te treffen.’
‘Ja, ik werk hier.’
‘ Oh ja, leuk,’ zei Rudolf. Er viel even een
stilte en ik nam diep adem.
‘Zeg Rudolf, denk je dat het erin zit dat ik een
keer mee mag met de mannenavond?’
‘Daar wilde ik het nog met over hebben,' zei Rudolf ineens enthousiast,
alsof hij zich plots wat herinnerde. 'Misschien weet ik wel iets waardoor ze je
niet kunnen weigeren. Ik ben van plan die mannenavond wat meer inhoud te geven.
Het is nu voornamelijk bier drinken en schreeuwen. Dat is hartstikke leuk
natuurlijk, maar ook zonde. Wat ik bedoel is; er zit veel energie bij die
mannen, daar zouden we wat mee moeten doen. Aangezien jij schrijft dacht ik zo,
misschien kunnen we samen iets op papier zetten. Ik wat ideetjes.'
Ik kon hem van blijdschap wel om de hals
vliegen, maar zoiets doe je niet. Zeker niet in een supermarkt. Hoe dan ook,
dit was heel erg goed nieuws.
(wordt vervolgt)