maandag 26 november 2012

De Buitenwijkdictator I

-->
 
Anja, een half Indonesische dame van middelbare leeftijd, had gehuild toen ze naar de buitenwijk Ypenburg was gekomen, zo eentonig vond ze het hier en zo eenzaam voelde ze zich ook. Nu wilde ze niet meer weg. ‘Sydney mijn man, daar staat ie met zijn paardenstaart, heeft hier het chique gedeelte van  Ypenburg geschilderd,’  vertelde ze trots. Hun huwelijk was een open huwelijk, had ik begrepen, omdat Anja gehecht was aan vrijheid. Later drong het tot me door dat de ruzie tussen Rob en Koen, waar ik een staartje van had meegekregen, ook met Anja te maken moest hebben. Het begin van die ruzie had ik niet kunnen volgen omdat ik niet aan de bar stond, maar was aangeschoven bij een bebrilde jongeman die ook bij de groep mannen hoorde die eens in zoveel tijd in het buurtcentrum bijeenkwamen om te drinken, maar veel jonger was dan de rest. Minder luidruchtig ook. Zijn naam was Rudolf Mest en hij was systeembeheerder van een groot bedrijf. De jongen had een vreemde mengeling van nuchterheid en arrogantie. Misschien dat die arrogantie werd aangewakkerd door het bier dat hij aan het drinken was. Zo vond hij dat het bedrijf waar hij systeembeheerder was, feitelijk door hem werd gerund. Mest intrigeerde me. Hij leek me een man met ideeën waarmee je ver kon komen indien ze in vruchtbare aarde zouden vallen. Ik begon hem dan ook te peilen over wat hij van allerlei beleidskwesties vond. Hoe hij Ypenburg zag in relatie tot Den Haag.
‘Wij zijn geen Hagenaren,’ vertelde Mest. ’Wij zijn Ypenburgers, door ons heeft de koningin kunnen vluchten naar Engeland. ‘
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had het Nederlandse leger een verrassingsaanval weten af te slaan van Duitse parachutisten. Mest was niet de enige die hier trots op was, de historische vereniging van Ypenburg had een populaire site.
Zelf probeerde ik me ook uit alle macht verbonden te voelen met de wijk. Ik wilde me hier thuis voelen en begon met een teken en schildercursus in het buurtcentrum en nam een baantje bij de supermarkt. De schildercursus was leuk, ik ontmoette er een Hindoestaans meisje genaamd Gina. Ze was een alleenstaande moeder van een schizofreen jongetje en woonde boven het winkelcentrum in een flat. We kletsten wat af tijdens tekenles zodat ik mijn perspectief tekening telkens verpestte. Dat was leuk, maar sinds mijn ontmoeting met Rudolf Mest had ik minder plezier in de schilderles. Ik wilde graag naar de mannenavond en die begon altijd halverwege de schilderles. De kantine van het buurtcentrum heette tijdens de mannenavond ‘De Cockpit’.
Ik had al eens gevraagd of ik erbij mocht zijn, maar Oortje wilde het niet hebben. Oortje was een gevaarlijk uitziende Hagenees uit de Schilderswijk die mij een keer had zien schrijven in een notitieblokje en had dat verdacht gevonden. Misschien dat het uiteindelijk zou lukken via Rudolf, maar ik zou het juiste moment moeten afwachten.
 (wordt vervolgt)