Soms lijkt er geen einde aan te komen, de stad, het gaat maar door blok na blok: Brooklyn, Queens, Williamsburg, Bushwick. Het brengt de fietser in een trance, stijgend en dalend door een eindeloos landschap van gebouwen, auto's en mensen. Gisteren ben ik met Giuseppe, die ik tijdens een regenbui langs de zijgevel van de New York public library heb ontmoet en zijn vriendin Isabel Lewis, afgedaald naar Coney Island. 'A clitoral apendix of new york' zoals Rem Koolhaas dat in de jaren tachtig treffend heeft omschreven in zijn onvolprezen boek 'Delirious New York'. Het is eigenlijk pas op Coney island dat je beseft dat de stad eindig is, eerst verkruimelt de bebouwing in een trashy amusements park en daarna begint de zee. Maar in menig opzicht is dit ook het einde van de wereld. Een plek waar je voor vijftig cent een reusachtige rat of een gigantische slang kan aanschouwen. Voor een dollar mag je een blik werpen op de 'headless woman, still allive'. Ik keek door het vuile glas naar een vrouw in een rolstoel, die griezelig haar armen heen en weer bewoog en inderdaad geen hoofd meer had.' Do you think its true?', vroeg een moeder met een kind op haar arm die met mij had meegekeken. 'Ze zeggen dat het echt waar is dus dan zal het wel waar zijn, toch?'. Plotseling werd ik overvallen door een diepe melancholie. Op Coney Island lijkt er is mis te zijn gegaan met het schakelboard van de tijd, als je daar bent krijg je het gevoel dat er een vorm van kortsluiting heeft plaatsgevonden en dat verschillende tijdperken door elkaar zijn gaan lopen. Inderdaad het einde van de wereld.
(het bloggen was weinig constant de afgelopen tijd, mede omdat het kattenvrouwtje beschikt over een langzame inbelverbinding, de komende dagen zal ik ook niet kunnen bloggen omdat ik aan boord ben van een trein in de richting van california. Het zal vier dagen gaan duren. Op vier juli hoort u meer van mij)