zondag 14 juni 2009

OB. De schoonheid van het misverstand




’Wil je voor ons verkenner worden?‘, de vraag, nu drie maanden geleden per telefoon aan hem gesteld, had heel simpel en terloops geklonken. Wat er verkend moest worden en waarom, bleef voorlopig nog onbesproken. ‘Het gaat om werk in de openbare ruimte, in Nederland en Duitsland, maar het is van belang dat jij zo min mogelijk van de makers weet.’
Dit klonk de verkenner in de oren als een klus waarbij een hoop misverstanden konden ontstaan en omdat hij van mening was dat misverstanden vaak leiden tot mooie dingen, ging hij direct akkoord. Een lijst met geografische coördinaten was zijn enige houvast. Met die lijst ging hij op pad, per fiets en per auto. Systematisch. Zo werd hij de man die zijn lijst afwerkte. De verkenner ontmoette mensen die hij onschuldige vragen stelde, waarop hij onschuldige antwoorden kreeg. Soms waren het mensen die op het punt stonden met een parachute van een berg te springen dan weer deden ze half ontbloot de deur open of hadden een afschuwelijke scheur in hun wang. Als ze vroegen wat hij wilde, dan zei de verkenner: ‘Meneer mevrouw, ik kom bij u even de huidige stand van zaken opnemen.’
Dat klonk geruststellend, dat klonk als iets wat ze wel eens vaker hadden gehoord, bijna als een beambte of iemand die de meterstanden komt opnemen. Ongemerkt drong hij zo bij mensen hun huizen en levens binnen en kreeg hij soms koffie met een koekje. De verkenner bleef nooit lang, zoals de man die de meterstanden opneemt, liet hij hooguit nog even zijn hand langs de muur glijden en maakte hij gebruik van het toilet. Niet om zijn behoefte te doen, maar omdat de feiten overal voor het oprapen liggen, als je ze maar wilt zien. De verkenner groeide in zijn rol en verzamelde feiten zoals anderen suikerzakjes verzamelen. In zijn bagage zaten ondermeer een leeggelopen ballon, een stokje waar een hond op had gekauwd, bierblikjes, een platgereden kikker en de rugleuning van een stoel. Soms bekroop hem de angst dat alles betekenisloos was, dat het om niet meer ging dan een hoop afval. Schroot dat toevallig op zijn pad was gekomen. Maar de verkenner vocht tegen die angst en hij prentte zich in het hoofd dat hij de baas was over het feitenmateriaal en niet andersom. Hij moest de feiten bedwingen en ze als onwillige soldaten disciplineren zodat ze in slagorde de strijd tegen de werkelijkheid aankonden. Maar had hij wel de regie, was hij uiteindelijk niet een armzalige pion in het strategische spel van zijn opdrachtgevers? De verkenner werd voortdurend heen en weer geslingerd tussen gevoelens van macht en absolute machteloosheid. Pas in de gevangenis drong het tot hem door waar de kunstenaars die hij onderzocht mee bezig waren. Daar tussen de jonge delinquenten viel alles op z’n plaats. Wat ze hadden geprobeerd daar op die mistige berg van kolengruis of op het oude fabrieksterrein bij Essen, op het meedogenloze platteland van Groningen en op de motorcrossbaan van het waddeneiland, was ze in de gevangenis gelukt: Ze waren verdwenen. Goed er waren nog wat muurtjes zichtbaar als de fundamenten van een ruïne, maar de blauwe verf die daar oorspronkelijk op heeft gezeten was er allang afgebladderd. De achtergebleven schilvers als stille getuigen van hun afwezigheid. Wat overbleef was een gebaar, een uitnodiging aan anderen iets op te bouwen.
Toen de verkenner zijn lijst had afgewerkt keerde hij terug naar de uitvalsbasis om zich volgens afspraak te melden bij zijn opdrachtgevers om verslag uit te brengen. Die hadden ondertussen niet stil gezeten, ze hadden gebouwd. ‘We hebben een studievertrek voor je gemaakt’. Dat was de plek waar de verkenner in de loop van twee maanden zijn verslag mocht doen. Wederom klonk de uitnodiging terloops en onschuldig. Maar de verkenner betrad een ruimte die veel gevaarlijker was dan al die andere plekken die hij had bezocht op zijn reis door Europa. De ruimte die hij nu betrad, hoe onschuldig die ook leek, lag bezaaid met schemergebieden en gevaarlijke breuklijnen. Breuklijnen die achteraf vooral door de verkenner zelf leken te lopen. Terwijl hij in het open veld vooral verkenner was geweest en zich soms gelukkig waande, werd hij hierbinnen voor de ene helft gastheer en voor de andere helft studerende monnik. Half tentoonstellingsbouwer, half beschouwer. Verteller en observant. Toen de consequentie van die toestand tot hem doordrong, waren zijn opdrachtgevers alweer verdwenen, zoals ze voortdurend verdwijnen. Hij stond er alleen voor, hij moest de ruimte opvullen desnoods met zichzelf. Dat was een verantwoordelijkheid die hem angst inboezemde en die hem met allerlei vragen over zichzelf en over zijn functie confronteerde. Telkens als er bezoekers binnen kwamen liep hij handenwringend op hen af. ’U moet het zo zien, de tentoonstelling is nog in opbouw, u stapt als het ware een proces binnen’, fluisterde hij hen in het oor. Wat dat voor proces was, wist d everkenner ook niet precies. Uit angst en schaamte voor de leegte begon de verkenner de lege vlakken in te vullen. Zoals boeren vroeger hun oude schuren verstevigden met rondslingerenden keien en stukken hout die voor handen waren, zo begon de verkenner zijn zelfvertrouwen op te bouwen en bij te stutten met materiaal dat voor handen was. In het hart van de ruimte maakte hij een woonkamer om mensen uit te nodigen iets langer te blijven dan gebruikelijk in een galerie. Daarnaast begon de verkenner een tuin aan te leggen. Een aangenaam visueel spektakel zodat de bezoeker gerust gesteld zou worden en zou denken:' verrek, dit is een kunst expositie’. Er is geen publiek zo geconditioneerd als het kunstminnend publiek. Zijn gekleurde plastic dopjes leken op kunst, maar dat was het natuurlijk helemaal niet, dit was niets minder dan de weelderig bloeiende tuin van het misverstand. De verkenner, ooit ingehuurd om dingen te verhelderen en op zijn minst te duiden werd een specialist in grensvervagingen. Bovenop de vragen die er toch al waren stapelde de verkenner weer een paar nieuwe. Over wie of wat ging die tentoonstelling eigenlijk, waar lagen de grenzen van het betamelijke? Was hier nog wel spraken van een retrospectief?
Als je het de verkenner zou vragen dan zou hij overigens ontkennen dat hij grenzen aan het vervagen was. ‘Ik articuleer alleen maar de breuklijnen die er al zijn en ik breng er verslag vanuit’, placht hij te zeggen.‘Bovendien heeft dit niet zoveel met terugkijken te maken, maar is het eerder een blik naar de toekomst.'

Dames en heren vanaf vandaag zijn niet alleen de kunstenaars uit hun werk verdwenen maar is ook de verkenner weg. U kunt zijn domein betreden en de sporen die hij heeft achteralten aanschouwen, zoals ook hij ooit de gebruikersporen in het veld heeft aanschouwd. Hij heeft er geleefd en gewoond, geschreven en getuinierd. Maar vanaf vandaag zal hij er niet langer zijn om voor u het archief te ontsluiten. Dat mag u, vanaf heden, helemaal zelf doen.