zaterdag 11 april 2009

OB.Het ene weiland is het andere niet


We hebben een lunchgesprek met paarden. De vergadering gaat over een weiland.De paarden steken hun nieuwsgierige koppen naar ons uit.We bekijken het weiland en zien dat het tamelijk hobbelig is, er zijn kale plekken waar de donkere aarde zichtbaar wordt. Het gras is strak afgeknabbeld door de paarden. Over een paar maanden staat hier een stad. Je kunt het je nog niet voorstellen, maar ieder jaar weer verrijst op die plek een stad die drie weken bewoond wordt door een vreemd volk om dan weer geruisloos te verdwijnen. Het volk komt per bood naar het eiland. Ze eisen het tijdelijk op, door een stad te bouwen (door de suggestie van een stad te wekken) en deze kort maar explosief te laten fibreren met leven. Het is een fenomeen, een spektakel, een fantasie geprojecteerd op een weiland. Vooral de tijdelijkheid geeft het haar charme, dat is haar grote kracht. Projectontwikkelaars zouden er iets van kunnen leren. Een merrie schraapt haar hoef, haar buurman blaast lucht door z’n trillende neusgaten.
Onderweg waren we een vrouw tegengekomen met een hond die verlamde achterpoten had. Door middel van een stellage met wieltjes om zijn achterlijf, kon hij toch nog bewegen en hij blafte flink om zijn hond-zijn te onderstrepen. De vrouw had ons op het veldje gewezen tussen twee rijen bomen. Vorig jaar had er een lichtgevend paleis gestaan van kratten, ze had het vanuit haar huis kunnen zien schitteren. We keken naar het weiland en dachten aan het lichtpaleis. Daarna dachten we aan de stad van drie jaar geleden en wat er toen wel niet te zien was, daar konden we ons geen voorstelling van maken. Nog niet. We zagen nu alleen nog het weiland, met haar typische open plekken en hobbelige oppervlak. En de paarden, die zagen we ook.