Er ging een man over straat. Als een naaktslak kroop hij langs
de stoep met zijn beide armen slap langs zijn lichaam. Door het geschuif was
zijn linkerwang aan het bloeden. Op zijn rechterwang zaten korsten van helende
schaafwonden. Blijkbaar wisselde hij beide wangen af als hij over straat ging.
Ik knielde bij hem om even wat te praten. Ik vroeg hem of
hij het niet oncomfortabel vond om zich zo voort te bewegen. Hij ontkende dit
en zei dat hij een aantal jaren terug de behoefte kreeg dit te doen. ‘Rechtop lopen
stond me ineens zo tegen,’ zei hij, ‘dat ik besloot te gaan kruipen.’
Ik liep verder en dacht aan de flexibiliteit van de
menselijke geest. Er is geen beter medicijn om tegenslag te boven te komen dan
hogere ironie.
Vrolijke zeldzame ziektedag