Er staan eilanden van vocht op mijn muur. Het is een landkaart waar ik soms uren naar kan staren. Een van die eilanden is mijn favoriet, ik ga er regelmatig heen. Je ziet heel mooi waar de zee het strand opkomt, een golvende rand rondom. Geen palmen. Het waait hard op mijn eiland, te hard om er ook maar iets te laten groeien. Mijn woning is een simpele cabine op het strand. Het staat met opzet dicht op de branding, waardoor met vloed het zeewater naar binnenstroomt. Het water slikt en klotst en komt door de kieren naar binnen. Daar blijft het een tijdje staan en trekt dan weer weg, maar het vocht blijft, het kruipt langs de wanden omhoog. Het zout zet zich met dikke korsten af op de binnenkant van mijn cabine. Natuurlijk rotten mijn meubels weg en ikzelf, ik rot ook weg. Maar dat is niet erg. Het leven is in essentie een rottingsproces.
Ik ben veel tijd kwijt met dweilen, maar op de schaarse momenten dat er geen water is en de zon schijnt, ben ik gelukkig. Dan merk ik hoe mijn lichaam verandert. Ik voel even aan de vliezen tussen mijn vingers, ze worden iedere dag steviger. Binnenkort verdwijn ik in de golven naar onbekende dieptes.
Vrolijke Wereld Waterlandendag!