zaterdag 7 februari 2009

nog een paar uur slapen



Zodra het lente werd gingen we, zeiden we tegen elkaar terwijl onze bierglazen ketsende geluiden maakten om onze woorden kracht bij te zetten. Iedereen kende wel iemand die er woonde en waar we langs konden gaan. André kende een miljardair op Lexington Avenue en Simon had een Kaapverdiaanse vriendin die er net was gaan wonen. Haar telefoonnummer had hij vast nog wel ergens. Zelf kende ik een kattenvrouwtje waar we misschien in de kelder mochten logeren. Maar zodra de lente aanbrak gingen we naar New York, dat stond vast. Desnoods sliepen we op straat. Dat was sinds de krediet crisis heel gewoon geworden in die stad. We bedachten allerlei plannen en manieren om onze luchtkastelen te verzwaren. Een kale man op de hoek van de bar keek ons meewarig aan, althans dat dacht ik.
‘Jouw moeder is zeker wel een lekker wijf? ‘, vroeg hij, gebruik makend van het feit dat wij een slok van ons bier namen. Hij had het tegen Simon.
‘Wat bedoel je ?’
‘Nou, met dat haar van jou, mooie jongen hoor, heb je wat met je moeder?’
‘Euh.. ja daar heb ik wel wat mee.’
‘Je ziet haar dus nog wel eens?’
‘Ja zeer regelmatig.’
‘Als je haar weer ziet moet je eens vragen, of ze nog een leuke schoonzoon wil.’
Het duurde even voordat het tot ons doordrong, maar de vette knipoog die volgde bevestigde onze vermoedens. De man wilde voor Simon wel zijn ticket naar New York kopen, maar daar waren wij het niet mee eens. Wij vonden dat hij voor ons ook een ticket moest kopen. Maar voorlopig betaalde hij alleen ons bier. Toen herinnerde André zich ineens dat hij nog een kaartje had van een Ier op wiens luxe jacht hij eens had gewerkt. Dat deed André soms, boten van de ene uithoek van de wereld naar de andere varen. Een zeeman eigenlijk. Maar er komt maar weinig werk zijn kant op. Het laten verplaatsen van luxe jachten zal wel een van de eerste dingen zijn waar miljardairs op beknibbelen. ‘Hij heeft een nachtclub op Manhatten van drie verdiepingen, hele toffe kerel, daar kunnen we zo langs.’
En voordat we het wisten zaten we er ook, de Triomphbar waar we waren en de man die ons bier betaalde, waren we vergeten. We gingen het maken in New York. Niet nadenken maar gaan. Dan kwam de rest vanzelf. Niet veel later verlieten we de Triomphbar, we konden moeilijk stil blijven staan, we wilden verder. We gingen kijken naar de band van een vriend van ons. De band, die The Dustbowl Collectors heette, speelde zelfgeschreven nummers die behoorlijk Amerikaans klonken en goed aansloten op onze vers ontwaakte pioniersdriften. We luisterde een tijdje en dronken ons bier. De muziek deed ons denken aan de film Midnight Cowboy waarin een naive Texaan zijn geluk gaat zoeken in New York. Simon zou zich misschien net als de cowboy uit de film tegen betaling kunnen aanbieden aan vrouwen van middelbare leeftijd. Hij heeft wel eens een periode gehad dat hij zich over alleenstaande moeders ontfermde, dus enige ervaring op dat vlak had hij wel. Ik begon met andere ogen de kroeg rond te kijken. Simon had natuurlijk wel een manager nodig en die taak zouden Andre en ik op ons moeten nemen. Zo ontwaarde ik achter de glazen wand van de rokersruimte een vrouw van rond de veertig met geblondeerd haar.
Ze zat in haar eentje aan een lange houten tafel waar drie leeslampen boven hingen. Maar ze las niet en ze rookte ook niet. Ze zat daar alleen maar rechtop met haar blik naar voren, zonder de indruk te wekken dat ze ook ergens naar keek. Hoe langer ik naar haar keek des te onwerkelijker het werd. Ze deed me denken aan een diva uit de tijd van de stomme film. De oudere Gloria Swanson voor eeuwig gevangen in een wolk van oplichtende sigarettenrook. Zo nu en dan schoven er mannen bij Swanson aan en voerden geluidloze conversaties met haar. Ik stelde voor om ook bij Gloria Swanson aan te schuiven. De anderen vonden dit een goed idee en we vroegen haar of ze ons wilde leren pokeren. Dat wilde ze wel. Pokeren zo dachten wij, was een essentiële vaardigheid om in New York te kunnen overleven. Bij gebrek aan speelkaarten ging André dobbelstenen halen aan de bar. Af en toe zei Gloria dingen als:’ kijken is gooien’ en ‘blind doorgeven’. Volgens mij had het allemaal maar weinig met pokeren te maken en het was de vraag of we het daarmee zouden redden in New York. Maar dat maakte niet uit, voor deze avond maakte het in ieder geval niet uit. Daarna hebben we nog geprobeerd omgekeerde bierglazen op te tillen met duim en wijsvinger, daar kon je dan in Spanje weer heel veel geld mee verdienen volgens André. Maar het lukte alleen als je er niet bij nadacht. Gloria Swanson, onze diva van vanavond, lukte het natuurlijk wel. In een keer, we waren onder de indruk van haar.
Toen we afscheid namen, zoals vele anderen voor ons ook afscheid van haar hadden genomen, bleef ze zitten zoals ze de hele avond al had gezeten; statig en bijna bewegingsloos. Ik bood haar nog een laatste sigaret aan, maar die sloeg ze af. Ze was al een tijdje gestopt, zei ze. Buiten was het nogsteeds donker en niet al te laat, maar ook niet al te vroeg. Het zat ergens tussen laat en vroeg in en ik schatte dat ik nog een paar kon slapen voordat de wekker ging. Ik snoof de koude lucht op en fietste naar huis. Er was iets veranderd, al wist ik niet goed wat dat kon zijn. Het was nogsteeds behoorlijk koud, maar onder die kou zat een nieuwe geur verscholen. Ik dacht aan Gloria Swanson, de echte, die ooit tijdens de filmopnames van Male and Female een leeuwenkuil moest betreden. Tijdens een vrij lange scène heeft de leeuw zelfs zijn voorpoten op het lichaam van Swanson gelegd en brult wild zwaaiend met zijn manen. ‘It was like thousants of vibrators all over you', zou een oudere Swanson in een interview hebben gezegd. Ik zoog de frisse lucht naar binnen en proefde nogmaals de nieuwe geur. Het dunne ijs, dat als crêpepapier de sloot van het park bedekte, maakte een vreemd knappend geluid alsof het electrisch geladen was. Ik stond even stil om er naar te luisteren en rook toen nogmaals die onmiskenbare geur. Het was niet dominant, het was nauwleijks een geur te noemen, meer een subtiele ondertoon. Maar het deed me ergens aan denken, aan vroeger misschien. Toen ik thuis was en mijn fiets tegen het hek van de voortuin plaatste wist ik het ineens weer, alsof een vervlogen herinnering plotseling was teruggekomen. Weldra was het lente.