maandag 23 februari 2009
yp8. Een makkelijk te bedienen koffiezetapparaat
(Dit verhaal werd eerder in licht gewijzigde vorm in de Modderdorpse Tijd gepubliceerd)
Ik reed vanuit het centrum van de wereld naar de periferie om een bezoek te brengen aan Arcadia, waar zich naar verluid het geluk schuil houdt. Het leven lijkt daar rustiger, groener en vooral veiliger. Ooit waren er problemen met de scooterjeugd, maar de rust is sinds het samenscholingsverbod wedergekeerd. Nadat ik onder de snelweg was doorgedoken zag ik het liggen, de plek waar niets leek wat het was. Ik begon in een willekeurige straat bij mensen aan te bellen, wie het geluk op z’n staart wil trappen moet het toeval vrij spel geven. Maar niemand deed open. Men was op vakantie of had zich met het hele gezin achter de bank teruggetrokken uit angst voor schuldeisers. Arcadia is in de eerste plaats een schuilplaats. Bij het vijfde huis was het raak. Een man van begin veertig met lodderige ogen alsof hij net was ontwaakt, deed open.
‘Mag ik misschien uw koffiezetapparaat fotograferen?’, vroeg ik zo naturel mogelijk. Hij zuchtte alsof ik een jehova’s getuige was, maar in plaats van mij direct weg te sturen ging hij het even aan zijn vrouw vragen. Ik probeerde mij de vrouw voor te stellen, maar dat lukte niet. De man had zichtbaar moeite mij alleen te laten. Hij zette zich slechts langzaam in beweging. Toen pas zag ik dat er een kind aan zijn been hing. Het had zich als een aapje angstvallig onderaan zijn scheenbeen vastgeklemd. Toen hij terug kwam was het kind verdwenen. Hij moest tot zijn spijt mededelen dat het helaas niet mocht.
‘Geen probleem, mag ik vragen wat voor merk u in huis hebt?’, vroeg ik en haalde zonder de man nog aan te kijken een blocnote en potlood uit mijn rugzak.
‘Een Braun.’
Ik noteerde dat voor de zekerheid samen met het huisnummer. Je wist nooit wanneer dergelijke informatie van pas kwam en bovendien vond ik het wel professioneel staan.
Bij het volgende huis had ik nog maar net aangebeld of een kleine tengere vrouw met kortgeknipt rood haar deed open. Ik schrok ervan, want het leek wel of ze achter de deur op me had staan wachten. Het geluk kan je soms ineens bespringen, dat is bekend. Maar ze besprong me niet. Ze was gewoon op weg naar buiten. Toen ik aan haar vroeg of ik misschien haar koffiezetapparaat mocht fotograferen, vond ze dit geen enkel probleem. Ze nodigde me uit om binnen te komen. Ik was verheugd.
‘We hadden eerst een senseo, maar die staat nu in de schuur.’
‘Dat lijkt mij een uitstekende plek voor een senseo koffiezetter.’
‘Ja, wat we nu hebben is veel lekkerder, met vers gemalen bonen en het apparaat is heel makkelijk te bedienen.’
We keken allebei naar het zwarte kunststofgevaarte en ik bevestigde dat deze een gebruiksvriendelijke uitstraling had.
‘We hebben ook een tijdje zo’n echte espresso machine gehad, waar je zo’n ding had die je moest afkloppen, maar ik kreeg die draaibeweging er niet goed in.’
Ik knikte haar begrijpend toe, dat is het beste in dit soort situaties.Toen zag ik ineens dat ze twee verschillende schoenen aan had. Merkwaardig. Zou haar voet gebroken zijn? Of misschien had ze gewoon twee totaal verschillende voeten. Die laatste gedachte bleef door mijn hoofd spoken.
‘Het is vooral mijn man die aan de koffie is, ik houd ook wel van koffie maar dan moet het niet te moeilijk worden.’
Ik wist even niet goed wat ik hierop moest zeggen, ik werd afgeleid door haar schoenen.
Een zwarte en een crèmekleurige. Ze gedroeg zich verder niet verdacht, maar die schoenen boezemden mij angst in.
‘Wil je koffie?’, vroeg ze.
‘Ja graag’, wist ik uit te brengen. Gelukkig kon ik mij nu weer op het koffiezetapparaat richten. Er hoefde maar twee knoppen te worden ingedrukt en dat was het. De koffie begon te lopen. Het smaakte niet echt lekker, maar ook niet vies, er zat een dikke schuimlaag op. Ze begon mij te vertellen hoe ze een aantal jaren geleden geprobeerd hadden Arcadia bij de wereld te betrekken.‘Ze lieten vuurtorens door straten wandelen om te benadrukken dat ook Arcadia aan zee ligt net als de stad.’
Een pijnlijk misverstand, zo constateerden we allebei. Toen de koffie op was liep ze met me mee naar de deur, ze had net als ik nog steeds haar jas aan. Ze was ten slotte op weg naar buiten, toen ze mij binnen had gelaten.
Het moment van afscheid nemen was aangebroken. Maar in plaats daarvan vroeg ze me ineens wat ik in Arcadia deed?
‘Ik had begrepen dat mensen hier gaan wonen om gelukkig te worden.’
‘hmmm, ja dat klopt wel denk ik, maar het went snel ..’
‘Wat?’
‘Het geluk.’
‘Ah, ja dat zal wel ja...’ ik keek om mij heen en zag dat het inmiddels donker was geworden. De mensen hadden de lichten in hun huizen ontstoken. Ik dacht aan het geluk, de verveling en aan wandelende vuurtorens in Arcadia. Voordat ik wegliep, keek ik nog eenmaal naar de twee schoenen van de vrouw die mij koffie had gegeven. Maar ik vroeg niets, bang om iets verkeerds te zeggen.