zaterdag 28 februari 2009
Yp16.Komkommerkanon
Op de grens tussen Nootdorp en Ypenburg, dat alle kenmerken van een overgangsgebied vertoont, trof ik twee jongetjes die aan het vissen waren. Ze zaten onder de modder en vertelde me hoe ze eerder met een zelfgemaakt luchtdruk kanon komkommers de lucht in hadden geschoten. Hoe ze het ding gemaakt hadden werd mij haarfijn uitgelegd, maar ik snapte het maar half. De druk wordt opgebouwd met een fietspomp, zoveel was me wel duidelijk. Het jongetje met de hengel liet mij in zijn mobiel een indrukwekkende hoeveelheid foto’s zien van karpers en snoeken die hij al gevangen had. Deze jongens deden me denken aan een ander jongetje dat ik vandaag al ontmoet had in het hart van Ypenburg. Ook dat jongetje was aan het vissen, of hij stodn op het punt dta te gaan doen, hij wachtte nog op een vriendje. Dit jongetje zat niet onder de modder en had een fluorescerende mountainbike. Hoewel de jongens van dezlefde leeftijd waren en wel wat op elkaar leken, leken ze wel uit twee evrschillende werelden te komen.
De jongens die onder de modder zaten, zag ik niet goed voor me in het centrum van Ypenburg. Ze waren niet van het type dat zich zou kunnen vermaken op een speelplaats of een gazon in het hartje Ypenburg. dit waren jongens die zich vermaakten op vage terreintjes tussen de kassen, waar ze komkommers de lucht in schoten.
yp15.Archeologie van het hier en nu
Het nieuwe, de vooruitgang, gold lange tijd als een onderwerp dat je op een ansichtkaart kon zetten. Nu vormen deze ansichtkaarten, zoals bovenstaand exemplaar uit de collectie van Martin Parr, curieuze flarden uit een recent verleden.Curieus omdat ze iets zeggen over hoe we toen nadachten en leefden en hoe we ons nog verhielden tot het nieuwe. Waarschijnlijk was die fascinatie voor het nieuwe nog gekoppeld aan een geloof in een betere schonere en efficiëntere wereld. Het afbeelden van een snelweg op een ansichtkaart draagt iets van een kinderlijk enthousiasme in zich. Een enthousiasme over de mogelijkheden van een nieuwe, snelle en efficiëntere wereld.
yp14. De winkel van de rechter
'Misschien moet u op cursus, een cursus communiceren met agenten’, zei de rechter gisteren tegen mij toen mijn zaak diende in Rotterdam. We zaten met zijn twintigen in de rechtzaal en, ook al moest ik maar liefst drie uur wachten, ik heb me maar heel zelden verveeld. Rechtspraak is een spel en het heet: wat wil je uit mijn winkeltje? . ‘Wat moet ik nu met u?’, zei de rechter geregeld tegen een verdachte die voor de zoveelste keer in het beklaagde bankje zat. ‘Ik heb maar een beperkt aantal artikelen in m’n winkeltje: boete, taakstraf of zitten. Maar gaat het ook helpen?’
De meeste straffen werden uitgedeeld aan mensen die zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs, toch waren gaan autorijden. Ook was er een man die in het centrum van Rotterdam was gepakt omdat hij daar naakt rondliep. Het was de man die buiten de wachtruimte nog in een scoot mobiel rondjes had gereden. Zijn verhaal was een beetje moeilijk te volgen, maar het ging ondermeer over hoe hij aan zijn prothese been was gekomen. Iets met een schiet incident en hij vroeg of de rechter wilde helpen om die lui te pakken die hem dat hadden aangedaan, maar de rechter zei dat hij niet goed was in het vangen van boeven. ‘Daarvoor moet je bij een ander loket zijn.’ De rechter straft en voedt op, maar de naaktloper met het kusntbeen kreeg niets mee uit het winkeltjes van de rechter. Daarna was ik aan de beurt. Ik hield een pleidooi voor vrijspraak omdat ik verzet had gepleegt tegen oneigenlijk gebruik van politiebevoegdheid. 'De beweginsgvrijheid van agenten is wat mij betreft te groot aan het worden. Ze verzinnen te gemakkelijk een reden om je naar je identiteitspapieren te vragen.' Ik vertelde de rechter dat we maar al te gemakkelijk kunnen afglijden naar een politiestaat. Maar mevrouw de officier van justitie hield voet bij stuk, die boete stond. Ook de rechter hield de aanklacht overeind. Hij vertelde me dat agenten er zijn om mensen aan te pakken en niet om met burgers te praten,'Daar zijn ze niet voor opgeleid', en bovendien was er in Rotterdam een totaal ander klimaat dan in Den Haag volgens hem. Een zogenaamd lik op stuk beleid voerde hier de boventoon. Maar de boete van zeventig euro hoefde ik niet te betalen want ik had het bedrag ruimschoots terugverdiend door de wachttijd van drie uur. Zo kon ik na een halve dag weer de terugreis naar Ypenburg aanvaarden. Met de metro terug naar het centraal station en vanaf daar met de trein naar Delft waar ik met bus zestig meereed tot halte Laan van Nootdorp. Over de Nootdorpse landingsbaan, waar nooit en landingsbaan is geweest, liep ik terug naar huis. Toen ik de deur opendeed werd ik enthousiast begroet door de leenhond.
yp13.En Route
Rechtzalen zijn er nog niet in de buitenwijken. Dat is iets waarvoor je nog altijd naar de grote steden moet. In mijn geval was dat Rotterdam. Om vanuit Ypenburg naar Rotterdam te rijzen wordt je via de OV site naar Delft gestuurd. Dat betekende dat ik eerst de bus moest nemen. Die vertrok aan de Ypenburgse boslaan, langs het industrieterrein bij Delft Noord de snelweg over en dan ben je ineens in Delft. Ypenburg ligt vele malen dichterbij Delft dan bij Den Haag. Maar gisteren sprak ik nog iemand die zei dat ze helemaal nergens bij horen, dat Ypenburg een voormalig vliegveld is en dat Ypenburgers daar trots op zijn en zich ook echt ypenburgers voelen en niks anders.
(hierboven een foto van de McDonalds die ik zag vanuit de bus in Delft Noord, waar veel jeugd uit Ypenburg komt, het pand heeft onlangs een totale makeover gehad vanwege nieuwe mondiale richtlijnen voor de uitstraling van McDonals, denk aan: glazen bakken met wortels in plaats van afbeeldingen van hamburgers. Maar dat betekend dat je over een paar jaar ook filialen gaat krijgen met 'old school Mcdonalds'. Dan mag alles er ineens weer lekker vet en goor uitzien. Interessant: McDonalds gaat differentieren.)
vrijdag 27 februari 2009
yp12. Een dolle bende
Op vrijdag komt Inez altijd langs in Ypenburg om een reportage te maken. Ik neem haar dan mee naar een bijzonder plek in de wijk. Inez heeft een vader uit Egypte en een moeder uit Tunesië. ‘lekker multi culti’ zoals ze het zelf noemt.
Vandaag heb ik haar meegenomen naar de geluidswal die de woningen in Ypenburg moet beschermen tegen het voortrazende verkeer van de E19 en de A13. Het mooie aan die plek is dat je de bijna idyllische woonomgeving hebt, met gras, bomen en een watertje waar een bruggetje overheen gaat. Maar als je die groene heuvel beklimt kom je ineens in een totaal andere wereld terecht. Vanaf de geluidswal waar een wandelpad is aangelegd kijk je op het bijna geweldadige voortdenderende verkeer onder je. Het is mooi hoe de wereld van het wonen en de wereld van het verkeer daar samenkomen. Dat is een moment waarop het specifieke karakter van de plek Ypenburg inzichtelijk wordt. Inez had haar auto geparkeerd op de parkeerplaats van de Ypenburgse luchtscouts. De scouts zijn gevestigd in de voormalige portierswoning van het vliegveld. Toen we er langs liepen zagen we dat de scouts aanwezig waren. Luchtscouts zijn scouts met een fascinatie voor de luchtvaart. Ze willen later allemaal iets met vliegtugen doen. Bas, een van de aanweige begeleiders van negentien jaar, wil bijvoorbeeld monteur worden van vliegtuigmotoren op schiphol. De jongens en meisjes waren enthousiast over de reportage, ze stonden op het punt om te beginnen aan een 'activiteit'. Ze gingen een pictogrammen spel maken waarbij de deelnemers alle verschillende typen vliegtuigen kunnen leren kennen. Maar de opname apparatuur dat Inez bij zich had, liet het afweten. Een van haar collega's had het apparaat niet opgeladen. We gingen buiten even een sigaret roken, om deze shock te verwerken. Roken kan soms nuttig zijn, zeker als de rust bewaard moet worden. Afspraken werden gemaakt en telefoonnummers werden uitgewisseld. Spontaniteit kan ten slotte alleen ontstaan bij een gedegen voorbereiding.
Ik heb mij laten afzetten bij grand cafe Un Alegra, dat er gezellig druk uitzag. Ik raakte in gesprek met een Indonesische dame die een voorliefde heeft voor Engeland. Ze wijt naar haar man, met een paardenstaart, die Engels is en een voorliefde heeft voor Nederland. Na even in Spanje te hebben gewoond hebben ze zich zeven jaren geleden in Ypenburg gevestigd omdat haar zieke moeder in Leiden woont. Het gaat inmiddles weer beter met haar moeder. Haar man is schilder en heeft de hele boswijk geschilderd. De Indonesische vrouw zegt dat ze echt gehuild heeft toen ze in Ypenburg kwam wonen, ‘van ellende’. Maar nu heeft ze haar draai aardig gevonden. En dat blijkt, ze kent iedereen in Un Alegra. Verder tref ik een Turks vrouw (van rond de dertig) met een veel oudere vriend (rond midden veertig). Ze woont bij haar moeder in Ypenburg.'Eerst woonde mijn moeder bij mij en nu woon ik bij haar', zegt ze. Ze verteld me dat ze in de ziektewet zit, al kan ik niet direct achterhalen wat er aan de hand is. Rob met wie ik buiten een sigaretje sta te roken, verklaart dat hij een echte Ypenburgers is en dat Ypenburg niets met Den Haag te maken heeft. 'we zijn een voormalig vliegveld geweest, dus we zijn een eigen plek met een eigen geschiedenis.'
Als ik afreken, verteld uitbater Frans dat Un Alegra een dolle bende betekend, in het Italiaans. ' wij zijn de eerste kroeg die je tegenkomt vanaf het ADO stadion.'
donderdag 26 februari 2009
yp11. Ze worden door de buurt volledig vetgemest
Ik wandelde vandaag met de leenhond langs de oude luchtverkeerstoren van het voormalige vliegveld Ypenburg. Bovenin zag ik twee figuurtjes. Toen ik was genaderd bleken de figuurtjes glazenzetters te zijn. Ze waren bezig te bepalen wat voor soort glas erin moest komen. Het gebouwtje kreeg een niuewe bestemming al wisten de glazeniers niet welke. Niemand wist dat. Volgens mij wist zelfs de eigenaar, projectbureau Ypenburg, niet wat erin kwam. Ik zou er een jazzclub in maken. Al moet het dan wel een hele exclusieve jazzclub worden, want het is daarboven nogal klein. Of een espresso bar. Ik zie het al voor me hoe de forensen ‘s ochtends even de trappen omhoog rennen voor een shotje espresso. Na een kortstondige blik op de horizon en een verkwikkend shot cafeine, daalt hij af en start de auto. De toekosmt zal hem helder voor ogen staan. Terwijl ik met de glazeniers aan het praten was, had de leenhond zich op twee sneetjes bruin brood egworpen die hij onder een hek had gevonden. Je moet de leenhond constant in de gaten houden en haar strak aangelijnd houden want ze vreet alles op wat op haar pad komt. De glazeniers vertrokken met hun aantekeningen in een auto en wij gingen op weg naar de Turkse bakker, want ik had ineens trek gekregen in espresso.Bij het poinautomaat liepen de leenhond en ik Ivon tegen het lijf.Ik ken haar nog als klant van de plusmarkt. Ze zegt dat ze zich momenteel een beetje verveeld in Ypenburg. Toen haar kind 27 jaar geleden werd geboren had ze besloten er voor hem te zijn. ‘Zelf heb ik geen opvoeding gehad, dus die wilde ik hem wel geven. Toen hij z’n diploma haalde zei hij dat hij dit ondermeer aan mij te danken had, nou een groter compliment kan je niet krijgen.’
Maar Ivon heeft dus geen werk en inmiddels ook geen man meer, die is twee en halve jaar geleden overleden. Ze zijn drie jaar geleden naar Ypenburg verhuist en nog geen half jaar daarna ging haar man dood.’ Drie op een rij in onze straat, allemaal aan longkanker en nooit sigaret aangeraakt, weet je wel.’
we gaan een brug over waar een stuk of twintig eenden onder drijven.
'die worden door de buurt volledig vetgemest', merkt Ivon op.
woensdag 25 februari 2009
yp10.Samen de honden uitlaten
Vanavond heb ik bij het Griekse restaurant Corfu gegeten, dat gerund wordt door twee Turkse broers. Grieks, is het voedsel van de buitenwijk. Ik was een van de enige in het restaurant op een vader en zoon na, die nagenoeg zwijgzaam hun borden leeg aten. De meeste mensen die hier eten bestellen nemen dat mee naar huis. Het restaurant zit er drie jaar en loopt goed volgens één van de broers. Het eten is redelijk, ik heb er een zeebaars gegeten die van mij ook zonder paneermeel had gemogen. De espresso viel tegen. Die heb ik beter gehad bij de Turkse bakker op de andere hoek van het winkelcentrum. De Turkse pizza’s die ze daar maken zijn overigens ook uitstekend en die heb ik dan ook al de hele week gegeten als ik uit de supermarkt kwam. Ik heb vandaag niet gewerkt in de Plusmarkt en ga dat morgen vermoedelijk ook niet doen. Misschien houd ik er voorlopig wel even mee op, want de supermarkt is een wereld op zich en het dreigt mijn 'onderzoek' naar de wijk te domineren. Sander zei niet goed te zijn in afscheid nemen en deed dan ook niet. Ik mag hem graag, van alle medewerkers heb ik hem het beste leren kennen. Ik hoop dat hij ooit filiaal houder wordt, dan moet hij eerst meneer Henk zien te overleven. Sander is van drie scholen getrapt. Bij één onder andere omdat hij een lerares een schoolbord in het gezicht heeft gesmeten. ‘uit een reflex’, zei Sander tegen mij. Dat meneer Henk nog geen schoolbord of iets anders in z’n gezicht heeft gekregen, betekend dat hij op de goede weg is. Hij heeft inmiddels door dat je mensen als meneer Henk op een andere manier moet raken. Het was leuk om te werken bij plusmarkt die toch minder anoniem is dan ik had gedacht. De caissières kennen een aantal vaste klanten bij naam. Wim Romijn bijvoorbeeld die ik in de winkel sprak heeft een grappige band met Toos. ‘Als ik dan aan de beurt ben om af te rekenen zet ze bijvoorbeeld snel het bordje kassa gesloten voor mijn neus om me te pesten.’
Toos is zo’n typische Hagenees, ze zegt dat ze liever de voormalige schilderwijkers heeft dan die chique mensen uit de Boswijk (Ypenburg) want die lopen duur te doen maar komen wel terug als ze een dubbeltje teveel hebben betaald. ‘Die volkse types zijn tenminste eerlijk, soms ook wel grof gebekt, maar daar kan ik wel mee omgaan.’
Toos hoop ik deze week nog te spreken. Ze heeft ook honden dus we gaan een keer samen de honden uitlaten. Gezellig.
(ik sprak een klant die zei bij de plusmarkt boodschappen te doen omdat er voor de plusmarkt op die plek een Edah zou hebben gezeten en de Edah kende hij nog uit de tijd dat hij in Amsterdam noord woonde.'dat is toch gewenning he.')
dinsdag 24 februari 2009
yp9.Meneer Henk
‘Zit je nu alweer te vreten? Je hebt net toch al gehad ?’
Dit zegt meneer Henk tegen Sander met een uitdagende grimas op zijn gezicht. Dat lachen van meneer Henk vind ik moeilijk te interpreteren, wellicht komt dat door zijn snor. Ook Sander weet even niet wat hij hierop moet zeggen. Het zou magazijn taal kunnen zijn, maar van meneer Henk weet je dat nooit zeker. Tussen het personeel onderling wordt de ene flauwe opmerking na de andere gemaakt.Dat is per definitie onschuldig want daar staat niemand boven de partijen. Max van de afdeling zuivel staat op gelijke voet met Sander van KW (kruideniers waren) Chantal van de kaas en het brood en Bob de slager. Maar een baas die zich de taal van het magazijn eigen heeft gemaakt, beweegt zich in verschillende werelden. Dat is een lastige kwestie want je kunt er nauwelijks ontspannen op reageren en het ging sander dan ook met moeite af. Als de baas weer weg is en Sander nog even het rokershok induikt, begeef ik me weer richting
het magazijn, de wereld van dozen met handelswaar. De wereld van de rode en de blauwe kratten waar geplaatst, gestapeld en uitgesorteerd wordt. De wereld ook van de kartonpers, een machine waarvan ik ongekende mogelijkheden vermoed. Als ik de trap wil afdalen wordt mijn weg geblokkeerd door de dikke mevrouw van de vleeswaren. Steunend en puffend strompelt ze de trap af. ‘Ik ben toe aan een massage met tijgerbalsem‘ , roept ze in het open kantoor waar meneer Henk en Bob de slager over papieren gebogen staan.‘Pas maar op dat ze het niet op je doos smeren’, zegt Bob, waarop meneer Henk heel hard moet lachen en zegt dat het daar dan juist wel opgesmeerd moet worden. ‘Dan wil je wel lopen.’
‘Moet jij niet naar huis’, zeg ik bezorgt tegen deze mevrouw die weinig aanstalten maakt om voor mij opzij te gaan. Als ik dat heb gezegd is meneer Henk er ineens als de kippen bij en gaat in de deuropening van het kantoortje staan.
‘Ho eens even, wat zeg jaar daar nou? Wij hebben hier een ziekte verzuim van 0,2, dat zie je bijna nergens hoor, mensen zijn trots op hun werk. Wat je daar ziet is een vrouw met passie en plezier in wat ze doet, die gooit niet zo snel het bijltje erbij neer. Die komt liever hier dan thuis niks te zitten doen.’
Ik kijk naar de vrouw op de trap die nog maar vijf treden is afgedaald en de vrouw kijkt terug. Ze wil nog iets zeggen, maar ziet daar vanaf. Dan vervolgt ze haar weg naar beneden, stapje voor stapje.
maandag 23 februari 2009
yp8. Een makkelijk te bedienen koffiezetapparaat
(Dit verhaal werd eerder in licht gewijzigde vorm in de Modderdorpse Tijd gepubliceerd)
Ik reed vanuit het centrum van de wereld naar de periferie om een bezoek te brengen aan Arcadia, waar zich naar verluid het geluk schuil houdt. Het leven lijkt daar rustiger, groener en vooral veiliger. Ooit waren er problemen met de scooterjeugd, maar de rust is sinds het samenscholingsverbod wedergekeerd. Nadat ik onder de snelweg was doorgedoken zag ik het liggen, de plek waar niets leek wat het was. Ik begon in een willekeurige straat bij mensen aan te bellen, wie het geluk op z’n staart wil trappen moet het toeval vrij spel geven. Maar niemand deed open. Men was op vakantie of had zich met het hele gezin achter de bank teruggetrokken uit angst voor schuldeisers. Arcadia is in de eerste plaats een schuilplaats. Bij het vijfde huis was het raak. Een man van begin veertig met lodderige ogen alsof hij net was ontwaakt, deed open.
‘Mag ik misschien uw koffiezetapparaat fotograferen?’, vroeg ik zo naturel mogelijk. Hij zuchtte alsof ik een jehova’s getuige was, maar in plaats van mij direct weg te sturen ging hij het even aan zijn vrouw vragen. Ik probeerde mij de vrouw voor te stellen, maar dat lukte niet. De man had zichtbaar moeite mij alleen te laten. Hij zette zich slechts langzaam in beweging. Toen pas zag ik dat er een kind aan zijn been hing. Het had zich als een aapje angstvallig onderaan zijn scheenbeen vastgeklemd. Toen hij terug kwam was het kind verdwenen. Hij moest tot zijn spijt mededelen dat het helaas niet mocht.
‘Geen probleem, mag ik vragen wat voor merk u in huis hebt?’, vroeg ik en haalde zonder de man nog aan te kijken een blocnote en potlood uit mijn rugzak.
‘Een Braun.’
Ik noteerde dat voor de zekerheid samen met het huisnummer. Je wist nooit wanneer dergelijke informatie van pas kwam en bovendien vond ik het wel professioneel staan.
Bij het volgende huis had ik nog maar net aangebeld of een kleine tengere vrouw met kortgeknipt rood haar deed open. Ik schrok ervan, want het leek wel of ze achter de deur op me had staan wachten. Het geluk kan je soms ineens bespringen, dat is bekend. Maar ze besprong me niet. Ze was gewoon op weg naar buiten. Toen ik aan haar vroeg of ik misschien haar koffiezetapparaat mocht fotograferen, vond ze dit geen enkel probleem. Ze nodigde me uit om binnen te komen. Ik was verheugd.
‘We hadden eerst een senseo, maar die staat nu in de schuur.’
‘Dat lijkt mij een uitstekende plek voor een senseo koffiezetter.’
‘Ja, wat we nu hebben is veel lekkerder, met vers gemalen bonen en het apparaat is heel makkelijk te bedienen.’
We keken allebei naar het zwarte kunststofgevaarte en ik bevestigde dat deze een gebruiksvriendelijke uitstraling had.
‘We hebben ook een tijdje zo’n echte espresso machine gehad, waar je zo’n ding had die je moest afkloppen, maar ik kreeg die draaibeweging er niet goed in.’
Ik knikte haar begrijpend toe, dat is het beste in dit soort situaties.Toen zag ik ineens dat ze twee verschillende schoenen aan had. Merkwaardig. Zou haar voet gebroken zijn? Of misschien had ze gewoon twee totaal verschillende voeten. Die laatste gedachte bleef door mijn hoofd spoken.
‘Het is vooral mijn man die aan de koffie is, ik houd ook wel van koffie maar dan moet het niet te moeilijk worden.’
Ik wist even niet goed wat ik hierop moest zeggen, ik werd afgeleid door haar schoenen.
Een zwarte en een crèmekleurige. Ze gedroeg zich verder niet verdacht, maar die schoenen boezemden mij angst in.
‘Wil je koffie?’, vroeg ze.
‘Ja graag’, wist ik uit te brengen. Gelukkig kon ik mij nu weer op het koffiezetapparaat richten. Er hoefde maar twee knoppen te worden ingedrukt en dat was het. De koffie begon te lopen. Het smaakte niet echt lekker, maar ook niet vies, er zat een dikke schuimlaag op. Ze begon mij te vertellen hoe ze een aantal jaren geleden geprobeerd hadden Arcadia bij de wereld te betrekken.‘Ze lieten vuurtorens door straten wandelen om te benadrukken dat ook Arcadia aan zee ligt net als de stad.’
Een pijnlijk misverstand, zo constateerden we allebei. Toen de koffie op was liep ze met me mee naar de deur, ze had net als ik nog steeds haar jas aan. Ze was ten slotte op weg naar buiten, toen ze mij binnen had gelaten.
Het moment van afscheid nemen was aangebroken. Maar in plaats daarvan vroeg ze me ineens wat ik in Arcadia deed?
‘Ik had begrepen dat mensen hier gaan wonen om gelukkig te worden.’
‘hmmm, ja dat klopt wel denk ik, maar het went snel ..’
‘Wat?’
‘Het geluk.’
‘Ah, ja dat zal wel ja...’ ik keek om mij heen en zag dat het inmiddels donker was geworden. De mensen hadden de lichten in hun huizen ontstoken. Ik dacht aan het geluk, de verveling en aan wandelende vuurtorens in Arcadia. Voordat ik wegliep, keek ik nog eenmaal naar de twee schoenen van de vrouw die mij koffie had gegeven. Maar ik vroeg niets, bang om iets verkeerds te zeggen.
yp7.Spiegelen
Ik mag ‘de rode duivel’ gaan helpen zoals Sander Marloes noemt. Ze staat bij het vak oriëntaalse kruiden en maakte dat netjes door de producten naar voren te schuiven. ‘Dat heet spiegelen‘ vertelt Marloes mij. Ik vraag aan haar of ze nog op school zit en ze vertelt me dat ze bijna klaar is en daarna een soort opleiding wil gaan doen waarmee ze manager kan worden van een hondenschool. ‘Het klinkt misschien raar, maar ik weet wat honden voelen, ik zie het al aan hun bek of ze gespannen zijn of niet.’
‘Wat zijn jullie aan het doen?’, vraagt Sander, die ineens achter ons is komen te staan. Ik voel me direct schuldig, we mogen natuurlijk helemaal niet praten.
‘spiegelen’, zegt Sabine en kijkt Robert uitdagend aan. ‘Nee, ik heb gezegd dat je eerst de vracht moest wegwerken en daarna, vanaf vier uur, moest je gaan spiegelen niet eerder.’
‘Nou dat was dan niet duidelijk.’
‘Nee, dat was wel duidelijk, maar je luistert niet, je gaat gewoon je eigen gang.’
‘Jij kan gewoon geen leiding geven.’
‘oh nee, hoe zou jij het dan doen? Ik zou jullie wel eens in mijn positie willen zien.’
‘Nou om te beginnen gaat een leidinggevende al geen discussie aan met z’n ondergeschikte en dat doe jij wel.’
Dan tegen mij: ’Zie je nou hoe ze me zit te jennen?’
Een klant vraagt iets aan Sander en hij loopt met haar mee. Wij beginnen blikjes kidneybonen in een schap te zetten en letten er goed op dat we fifo toepassen.
‘Volgens mij is hij een beetje verliefd op je?’, zeg ik tegen Sabine.
‘Dat heb je snel door, ja dat klopt, hij heeft me wel eens opgebeld met de mededeling dat hij al een kwartier naar me aan het zwaaien was en dan bleek hij met zijn auto voor mijn huis te staan geparkeerd. Dat is ook de reden dat ik hier weg wil.’
De ouders van marloes zijn streng gelovig en komen uit Groningen, naar eigen zeggen moet ze van hun in de supermarkt werken maar ze doet het ook omdat ze een scooter wil. Ik kom er achter dat ze allang stiekem bij haar vriend heeft geslapen en seks voor het huwelijk is in de kringen van haar ouders een doodzonde. ‘Als ze dat ooit te weten komen vermoorden ze me, dat weet ik zeker.’ Aan de andere kant is Marloes nog niet zo zeker over het niet bestaan van God, ook vermoed ze dat er wel degelijk een hel bestaat. Ze gelooft echter niet dat ze naar de hel hoeft vanwege seks voor het huwelijk. Ik open een doos waarin potten staan met wortellen en doperwten en spiegel geconcentreerd door terwijl Marloes mij uit de doeken doet dat ze wel een vermoeden heeft hoe het moet voelen om in de hel te zijn. Ze heeft zich in een duistere periode van haar leven bijna een keer voor de trein geggooid.'Maar toen zijn er verschillende mensen geweest die voor mij hebben gebeden en ik denk dat ik daarom nog leef, dus ik vind het moeilijk om in te schatten, maar ik neig er nog wel naar om in God te geloven.'
Ik knik haar toe en spiegel de blikjes erwtensoep, de tomatensoep en de champignonsoep. Ik spiegel omdat ik graag wil dat alles orderlijk en netjes staat en dat mensen een goede indruk van mij krijgen.
zondag 22 februari 2009
yp7.Herinneringen aan een Buitenwijk
(Dit verhaal is eerder in licht gewijzigde vorm verschenen in de Modderdorpse Tijd)
We hadden met stokken een pad gehakt door het vers opgeschoten groen, toen we ineens de hond zagen liggen. Het was lente en die dagen vermaakten we ons in de Berehol met het wegschietende springbalsemien en de knappende stengels van een rabarberachtige plant. We sloegen de vegetatie aan flarden tot we ook daar weer genoeg van hadden. Maar op die ene dag troffen we dus de hond. Stokstijf lag hij op een stuk zanderige grond onder een boom. Hij was dood, onomkeerbaar hartstikke morsdood. Dit was de Berehol, hier kon van alles gebeuren. Toen nog wel, veel later kwam ik erachter dat het om een nogal beperkte strook gemeentegroen ging. Een groene buffer tussen de jaren zeventig wijken waar we woonden en een B weg die langs het kanaal liep. Voor ons was het niets minder dan de buurtjungle waar we ons soms dagenlang in konden verliezen. Met Bas van de Hoek bouwde ik er boomhutten in de twee knotwilgen die we hadden ontdekt. Vroeger zullen die langs de rand van een sloot in een weiland hebben gestaan, maar van de sloot zag je alleen nog een lichte valeivormige glooiing in het struikgewas. We ontdekten dat je de vers ontsproten wilgentakken in elkaar kon vlechten zodat er een soort nest ontstond. Bas van de Hoek werd eerst heel veel gepest, ook door mij. Later werd het mijn beste vriend. Hij heette Bas van de Hoek omdat hij op de hoek woonde. Waarom de Berehol, de Berehol werd genoemd weet eigenlijk niemand. Maar het was niet een naam die wij hadden verzonnen, iedereen noemde het zo. Soms gingen Bas van de Hoek en ik met haken van draadstaal die mijn vader voor ons had gelast, fietswrakken uit het kanaal vissen. Ik geloof dat we dachten er bij van Uffelen geld voor te krijgen. Dat bleek niet zo te zijn.
Op die lente middag waren we niet met onze haken in de weer, we maakten kamers en gangen in het verse groen. Het had geregend en de druppels vlogen in het rond. We maaiden alles plat wat voor onze voeten kwam, wat een machtig gevoel gaf. Toen we de rand van het onkruidveldje hadden bereikt zagen we daar op een zanderig stukje grond onder een boom, de hond liggen. Onbewegelijk en morsdood. Dat moest al enkele dagen het geval zijn geweest want zijn ribben waren goed zichtbaar, schoon geknabbeld door duizenden maden die over elkaar heen krioelden. Ik had nog nooit zoiets gezien. De hond was dood en bewoog niet meer, maar tegelijkertijd bewoog er juist heel erg veel. Bas van Hoek begon nieuwsgierig met zijn stok in de hond te roeren. We keken naar de hond en lieten de indrukken tot ons doordringen, pas daarna keken we om ons heen en drong het tot ons door waar we waren. We zagen het ineens aan de takken die waren vervlochten tot een afrastering en de half verborgen vierkanten kuil. Dit waren verdedigingswerken. Hier begon het gebied waar de Horsten en Dreven een ‘bloedige oorlog’ met elkaar aan het uitvechten waren. Een oorlog waar wij veel over hadden gehoord maar waarvoor we nog te jong waren om aan deel te nemen. We liepen langs de afrastering en stikten van de zenuwen; als iemand ons hier zag zou het ons bezuren. We bleven niet lang, we waren er maar tijdelijk. Bas van de Hoek leerde mij nog hoe je in tijden van oorlog van boom naar boom moest sluipen om niet gezien te worden. De hond waren we toen alweer vergeten. Enkele uren later was ik thuis. Tot mijn verrassing was mijn oom de kunstschilder er ineens. Hij deed aan transcendentale meditatie en er was mij verteld dat als je dit heel geconcentreerd deed, en veel oefende je vanuit stilstand twintig meter omhoog kon zweven. Twintig meter, dat was haalbaar, zo werd mij verteld. Hij was net teruggekomen van een reis uit Gambia en had in een hotel gezeten waar een ijsmachine had gestaan en daar hadden ze dagenlang ijs mee gemaakt. Pas ‘s avonds na het avond eten, toen mijn ouders met mijn oom en oma nog wijn dronken in de tuin en ik vanuit mijn bed hun stemmen hoorde, dacht ik er weer aan. De dode hond in de Berehol. Hij lag bewegingsloos op het zand onder een boom. Alleen de maden bewogen. Ze krioelden door zijn ingewanden en knabbelden zijn botten schoon.
vrijdag 20 februari 2009
yp6. Op de scooter naar het slagveld
Toen ik mij vanavond afmeldde bij bedrijfsleider Henk, begon hij onverwachts zijn hart te luchten. Dat ging eerst nog over logistiek en over het feit dat het fenomeen van de voorraad niet meer bestaat, maar al snel kwam het echte pijnpunt ter sprake: de jeugd van tegenwoordig. Want met die jeugd moet hij het zien te rooien in zijn winkel. Dat zijn de mannetjes en vrouwtjes die voor drie euro in het uur de schappen moeten vullen. Sabine, die al het hele jaar roet dta ze ontslag gaat nemen maar niet mag van haar ouders, kwam voorbij als exemplarisch voorbeeld van de ongemotiveerde jeugd. ’Ik weet het af en toe echt niet meer, ik heb er zelf ook zo een thuis. Die krijg je met nog geen schoenlepel van de bank af.’ Henk lijkt zichtbaar aangeslagen door de situatie in Nederland.'In de supermarkt sta je er met je neus bovenop. Wij zien het hier als eerste misgaan. Wij en de politie, maar die mag niet eens het straatverbod handhaven.' Hij schetst een situatie van groepjes jongeren op straathoeken, hangend op hun scooter en die met pizza's gooien en verzucht:'‘soms hoop ik wel eens dat er oorlog uitbreekt.’
Ik zie het al voor me: op de scooter naar het slagveld.
donderdag 19 februari 2009
yp5.Slagroom
Deze morgen meld ik mij om half tien bij Rianne. Zij werkt bij Plus Ypenburg op de personeelsafdeling en gaat met mij de formaliteiten afhandelen.
Mijn gegevens worden ingevoerd en even later mag ik mijn handtekening in drievoud onder het stage contract zetten. Ook wil Rianne graag een handtekening onder het huishoudelijk reglement dat maar liefst 12 pagina’s telt. Hierin staan dingen als: berg je jas en tas altijd netjes op in de garderobe. Maak hierbij gebruik van de garderobekastjes.
Als het papierwerk achter de rug is en ik het witte overhemd met bijbehorend paars hesje en groene stropdas heb aangetrokken, zoek ik afdelingschef kruidenierswaren Sander op in het flessenhok.Dit is dus de plek aan de andere kant van de lopende band. De klant denkt dat hij zijn flessen in een automaat stopt en dan een bonnetje krijgt, maar dat is slechts ten dele waar.Achter het gat en het display waar de flessen in verdwijnen bevindt zich een groot roestvrijstalen plateau, een soort grote biljarttafel waar alle frisdrank en bierflessen samenkomen en door mensen gesorteerd moeten worden. Vandaag valt die taak aan mij. Westmalle, duvel, beugelflessen en gewone pijpjes moeten in de daarvoor bestemde kratten, terwijl de frisdrankflessen in een grote plastic zak verdwijnen. ‘We hebben een probleem’ zegt Sander na een tijdje, als één van de zakken bijna vol is. ‘Er zijn geen sluitstrips meer’. Ik stel hem voor de zak gewoon met een stuk ijzerdraad dicht te binden, maar zo makkelijk gaat dat niet. De sluitstrips zijn namelijk voorzien van een streepjescode. ‘Zonder streepjescode loopt de logistiek in de soep, dan weet de groothandel niet dat de zak bij ons vandaan komt.’ Zonder streepjescodes zou het een chaos worden. Dan zou een groot deel van de economie waarschijnlijk vastlopen. Een wereld zonder streepjescodes is een stilstaande wereld.
Het heeft volgens Sander niet zoveel zin om verder te gaan met frisdrankflessen inpakken. Bovendien is op dat moment net de vrachtwagen met de nieuwe voorraad aangekomen. ‘Oh, meneer Henk (de baas, BE) heeft weer een handeltje opgekocht’, mompelt Sander als de laadklep van het vrachtruim opengaat. Naast de standaard bevoorrading zijn er dertien karren met keukenpapier meegekomen. ‘Dan heeft hij weer een dealtje gesloten met de groothandel dat hij een partij van het één of ander voor de helft van de prijs krijgt, in dit geval dus keukenpapier, maar we hebben ook wel eens een lading met honderden eierdopjes gehad.’
Als we de dertien containers met keukenpapier min of meer verwerkt hebben in de vorm van een soort altaar voor keukenhygiëne bij kassa twee, krijg ik een kar mee met producten voor het schap foreign food. Daar wordt ondermeer Hellmann’s mayonaise mee bedoeld en een potje waar Fluff op staat. Volgens de instructies kun je met Fluff ondermeer ‘niet te mislukken’ fudge maken. Helemaal onderop het schap is veel ruimte ingeruimd voor verschillende soorten Surinaamse frisdrank. Terwijl ik zo bezig ben druppelt de rest van de vulploeg binnen. Ik ontmoet Joey en Marloes. Joey moet een vak vullen in de buurt van foreign foods en ik maak van de gelegenheid gebruik hem te vragen waarom hij bij de plusmarkt werkt. Hij antwoordt direct dat hij aan het sparen is voor een scooter. ‘Al mijn vrienden hebben er al één, ik ben de laatste die nog zestien moet worden.’
Joey is een rustige en vlijtige jongen in tegenstelling tot Marloes die in haar hele houding een soort van recalcitrantie uitstraalt. Ik merk dat ik de neiging heb om haar aan te sporen een wat actiever werkhouding aan te nemen. Je bent ten slotte wel het visitekaartje van de winkel. Dat heb ik althans gelezen in het huishoudelijke reglement en het reglement is heilig. Waar het reglement ophoudt begint de anarchie. Ze vertelt me echter dat ze het al een beetje heeft gehad met het werk in de supermarkt en dat ze binnenkort gaat solliciteren bij een jeanswinkel.
Even later krijgen Marloes en Sander nog een aanvaring. Er was blijkbaar niet goed ‘gefifoot’ (fifo = first in first out) bij de negerzoenen, tegenwoordig gewoon zoenen geheten. Het niet toepassen van fifo is in de supermarktwereld een doodzonde, daar kan je om ontslagen worden. Later vertelt Sander dat dit soort aanvaringen weliswaar niet dagelijks voorkomen, maar wel veel zeggend zijn voor het werken met puberende jeugd. En meneer Henk houdt Sander daarvoor aansprakelijk. Hij lijkt enigszins van de aanvaring ondersteboven. Om hem een beetje af te leiden vraag ik aan Sander wat zijn favoriete product is.’Slagroom’, zegt hij en zijn gezicht klaart zichtbaar op.’ Voor slagroom ben ik ’s nachts wel eens m’n bed uitgekomen. Dan werd ik wakker met die smaak al in m’n mond en moest ik gewoon naar de keuken om de slagroomspuit aan mijn mond te zetten.’
Eventjes kijkt Sander dromerig voor zich uit om daarna door te gaan waar hij mee bezig was: het plaatsen van tijgernootjes in het schap.
Wetenwaardigheden:
Meest gesteld vragen in de plusmarkt: waar staat het citroensap? Waar staat de maïzena ? Waar staat het paneermeel?
woensdag 18 februari 2009
yp4.Verdwijnpunten van een huwelijk.
Gisteren heb ik mijn eerste les in perspectief tekenen gehad. Een onderdeel dat de andere cursisten al lang achter de rug hebben. De groep bestaat uit vijf vrouwen en twee mannen. Aan hun onderlinge omgang te merken zijn ze al aardig op elkaar ingespeeld, sommigen zijn misschien wel met elkaar getrouwd. Daar had de cursus coördinator mevrouw Duuf me al voor gewaarschuwd: ’Het zou kunnen dat de mensen in de groep al teveel op elkaar zijn ingespeeld en dat je er dan niet meer tussenkomt.’
Terwijl tekenleraar Piet een opstelling maakt van een paar dozen en twee bloempotten, neem ik plaats achter een wit vel papier. Ik zit tussen Greta en Trudy in. Trudy is bezig met een olieverf portret van een blonde vrouw. Greta oefent nog wat met het natekenen van fiere klippers die ze uit tijdschriften heeft geknipt. Uiteindelijk moet er een grote klipper op doek worden geschilderd, maar zover is ze nog niet. Piet zet me onder tijdsdruk; ik heb tien minuten om de gestapelde dozen in perspectief te tekenen en ineens wordt ik behoorlijk zenuwachtig. Sinds de middelbare school heb ik geen tekening meer gemaakt en het grafiet schiet dan ook alle kanten op. Ik ben zo geconcentreerd bezig dat ik helemaal vergeet te praten en dat is niet de bedoeling want het tekenen is slechts een excuus voor mijn eenzaamheid. De cursus moet mij niet alleen perspectief bieden maar vooral ook vrienden in de wijk. Ik knoop daarom een gesprekje aan met Greta. Ze blijkt niet in Ypenburg te wonen maar in Leidschenveen, ‘Maar daar kan je geen tekenen en schilderen krijgen, vandaar’. Het is waar dat alle cursussen worden aangeboden onder het kopje Ypenburg/Leidschenveen. Greta verteld me dat ze werkzaam is als consultant voor verschillende charistische organisaties. Ik begreep eerst niet wat dat waren, maar zo worden in de wereld van de liefdadigheid liefdadigheidsorganisaties aangeduid. ‘Het is een keiharde wereld, niet met het mes op tafel, maar eronder’, zegt Greta, die het kan weten want ze heeft voor NOVIB gewerkt en daar werd ze door duistere krachten op een zijspoor gezet. Nu werkt ze nog steeds voor die organisaties, maar dan als freelancer. Ze helpt hen te berekenen hoeveel brieven de deur uit moeten om bijvoorbeeld 20% respons te krijgen. Piet onderbreekt het gesprek en legt me uit wat er allemaal fout gaat op mijn tekening. Hij maakt een nieuwe opstelling en laat zien hoe de lijnen de ruimte inschieten en waar de verdwijnpunten op de horizon liggen. Na een uur is het tijd voor een korte pauze. In de kantine die ‘clubhuis de cockpit’ wordt genoemd gaan we koffie en cola drinken. Op dat moment is daar de Ypenburgse mannenavond gaande. Er wordt bier gedronken, gekaart, gebiljart en in onvervalst plat Hagenees slap geouwehoerd. Later wordt zelfs vol overgave de klassieker ‘Oh, Oh Den Haag’ gezongen. Ik vertel Piet en de anderen dat ik in Ypenburg ben om de wijk te bestuderen. Greta wijst me erop dat ik dan ook aandacht zou moeten besteden aan het aspect van pionieren. ’Over verdwijnpunten gesproken, die eerste bewoners die keken nog uit over van die eindeloze vlaktes.’ Greta denkt dat veel mensen die een nieuw huis kopen in de buitenwijk dit doen om hun huwelijk te redden. ‘Het is weer een project waar ze gezamenlijk hun tanden in kunnen zetten.’
Als mensen op elkaar uitgekeken raken, gaan ze opzoek naar nieuw onontgonnen terrein. Een huis in een nieuwbouwwijk is zo’n nieuw terrein. De verdwijnpunten zijn opgeschoven en in dat wijdse perspectief kan het huwelijk nog een stukje worden opgerekt. Volgens Greta is het slechts een kwestie van uitstellen:‘Eerst een huis en dan misschien nog een kind, maar hooguit tien jaar later gaat het alsnog stuk.’
Greta's verhaal deed me denken aan de woorden van Piet:'Hoe ver weg het verdwijnpunt ook ligt, vroeg of laat komen daar de alle lijnen samen.'
dinsdag 17 februari 2009
yp3.Sollicitatiegesprek
De tafel waaraan ik werk heeft de vorm van een surfplank en staat opgesteld aan de voorkant van het huis. Vanaf die plek heb ik een goed uitzicht op de straat en het plantsoen waar die straat z'n naam aan te danken heeft. Ik heb de tafel en Lola de leenhond heeft de sofa die aan de achterkant van het huis staat opgesteld. Vanaf hier hoor ik haar weldadig snurken, wat een geruststellend geluid is. In het vrijwel kale huis functioneert de leenhond als een soort interieur bekleding. Ik ben erachter gekomen dat honden het liefst de hele dag slapen. Uitgaan vinden ze natuurlijk ook leuk, maar eenmaal binnenshuis, knappen ze graag een uiltje. Honden snurken ook meer dan dat ze blaffen. Deze hond althans wel. Vaak maakt ze ook een piepend, bijna jankend geluid, wat ik nog niet geheel heb weten te interpreteren.Misschien wil ze dan iets gedaan krijgen, iets in de richting van hondenbrokjes. Daar ga ik uiteraard niet op in.Er wordt alleen op gezette tijden gegeten. Vaak denkt de leenhond daar anders over. Zo heeft ze, vlak voor de siësta, die ze nu houdt een stuk cassave cake verorberd. De cassave cake lag al anderhalve dag op een stapeltjes oude kranten omdat ik erachter was gekomen dat cassave cake niets met cake te maken heeft, maar alles met een niuewe soort rubber. De cassave cake had zich op wonderbaarlijke wijze in de bek van de leenhond gemanoeuvreerd. Geen porbleem: de leenhond lust alles. Buiten, aan de andere zijde van het patrijsplantsoen, verzamelen scooterjongens zich op de stoep.
Sommigen rijden indrukwekkend lang op hun achterwiel.Zouden dit de jongens zijn waar plusmarkt medewerker Sander het gisteren over had? Hij vertelde dat er veel overlast is met jongeren, dat Ypenburg eigenlijk de tweede schilderswijk is geworden. Een verhaal dat ik al vaker heb gehoord. De politie kan er niks aan doen want de jongens zijn ze te snel af op hun scooters. Vanaf hier zien ze er best oké uit. Ze zijn gewoon buiten aan het spelen, lijkt het. Misschien moet er tijdens de week van Ypenburg (in april) wel een wedstrijdje achterwielrijden georganiseerd worden. Dat zou de scooterjeugd leuk vinden. Ineens hoor ik geblaf uit de woonkamer, ik ga kijken wat er is. Maar honden zien en ruiken hele andere dingen dan mensen en ik zie dan ook niks vreemds. Bij nadere inspectie blijkt de leenhond ook gewoon te slapen. Heeft zij in haar slaap geblaft? Zou de leenhond kunnen dromen?
Ik moet weer denken aan Sander. Toen ik hem vroeg hoe het is om in een supermarkt te werken, begon hij uitgebreid te vertellen. Het had hem als mens veranderd zei hij, om er aan toe te voegen dat hij dit in 'positieve zin' bedoelde. Een paar keer maakte ik aanstalte om naar de kassa te lopen, omdat ik het gevoel had hem van zijn werk te houden. Maar Sander leunde gemakkelijk op een kar met frisdrank en praatte honderd uit. Niet alleen sprak hij over de scooterjeugd, maar hij nam ook uitgebreid de tijd om me het een en ander uit te leggen over A, B en C merken en dat supermarkten met hun eigen merk meestal op de C lijn zitten. Hij vertelde over de problemen van winkeldiefstal ('voor de kick en niet voor het product'), maar ook over de mooie kanten van het vak.’Als je een goede indruk van de wijk wilt hebben moet je hier een tijdje meelopen, echt alles komt hier voorbij.’ Sander vertelde trots op zijn werk te zijn en hij hoopt op de iets langere termijn ook zelf filiaal houder van een supermarkt te worden. ‘Het is gewoon een mooi beroep. Als wij ermee ophouden heeft niemand meer te eten.’
Hoe langer hij praatte hoe meer ik ernaar verlangde om ook het paars groene uniform van de plusmarkt aan te trekken. Morgen heb ik het sollicitatiegesprek.
yp2.Randstad
Met twee pakken hondenvoer in een plastic zak en een rolkoffertje vol boeken en wat ondergoed stapte ik gisternacht uit de trein. Of liever gezegd; ik werd er uitgesleurd door de leenhond die zich met zichtbaar enthousiasme in het avontuur leek te willen storten. Ypenburg was voor ons allebei een compleet nieuwe woonplek, een plek waar we samen ruim een maand zouden gaan doorbrengen. Ik was hierheen gekomen uit nieuwsgierigheid. Er wordt veel gesproken over vinexwijken, maar hoe wordt hier werkelijk geleefd?
Toegegeven: een maand tijd is erg kort om een plek en de mensen die er wonen goed te leren kennen. Ik beschouw het dan ook als een laboratoriumsituatie waarin ik mij op intensieve wijze voor een korte periode meng onder de bewoners. In die zin ben ik zowel laborant als proefkonijn. Door met de leenhond wandelingen te maken in de wijk, een baantje te zoeken bij de lokale supermarkt en een cursus te volgen in het buurtcentrum hoop ik achter de gemaakte diversiteit van gevels persoonlijke verhalen te vinden die iets zeggen over deze plek.
Want hoort Ypenburg nog bij den Haag of bevind ik mij in het centrum van de Randstad?
Het is veelzeggend dat het stadsdeelkantoor, het eerste gebouw dat ik zie vanaf het treinstation, niet naar Ypenburg staat gericht maar haar ronde borst vooruit steekt naar het spoor en de snelweg. Alsof het daarmee wil zeggen niet per se bij Ypenburg of Den Haag te horen, maar deel is van een groter geheel. Zelfs de luchtverversingsinstallatie op het dak, in de vorm van een vliegende zwaan, lijkt op dat grotere geheel te wijzen. Ze vliegt niet over een stukje Den Haag maar spreidt haar vleugels uit in de richting van schiphol.
woensdag 11 februari 2009
yp1.De Steppenwolf
Tijdens mijn voorbereiding op het het verblijf in Ypenburg vanaf volgende week maandag moest ik aan De Steppenwolf van Herman Hesse denken. Daarom heb ik uit de bibliotheek gehaald en ben ik het aan het herlezen, zijn schizofrenie is bijzonder instructief.
Hier volgt een citaat.
Ik weet niet hoe dat toegaat, maar ik, de Steppenwolf, zonder eigen huis, ik, eenzame hater van de kleinburgerlijke wereld, ik woon altijd in goede burgerhuizen, dat is een oud zwak van mij. Ik woon noch in paleizen, noch in huizen van proletariërs, maar juist steeds in deze door en door nette, bijzonder vervelende, onberispelijk gehouden nestjes van kleine burgers, waar het naar wat terpentijn en wat zeep ruikt en waar men schrikt als je een keer de buitendeur hard in het slot hebt laten vallen of met vuile schoenen binnenkomt. Ik houd van deze atmosfeer die mij ongetwijfeld aan mijn jeugd doet denken, en mijn verborgen verlangen naar zoiets als een tehuis brengt mij, zonder dat ik er iets aan kan doen, altijd weer op die oude domme wegen. (p.29 De Steppenwolf, Herman Hesse)
maandag 9 februari 2009
vrienden leren maken
Na Second Life, dat veel mensen online alsnog de kans geeft om de populairste van de klas te worden, biedt het Nederlandse Rode Kruis voor de wanhopigen onder ons een cursus vrienden maken aan. Dat zoiets bestaat verbaast me niet, wel dat de cursus wordt aangeboden door het Rode Kruis. Zou het bedoeld zijn als preventief middel?
Misschien voorkomt het wel dodelijke slachtoffers van sociale misverstanden. Ik denk dan aan potentiële zelfmoordenaars die door eenzaamheid gedreven de hand aan zichzelf slaan. Of juist mensen die snel ruzie maken en daardoor misschien gewond kunnen raken. Met deze cursus kunnen ze een positieve draai geven aan sociale interacties. Op de site van het Rode Kruis blijkt dat de cursus voor iedereen is bedoeld. In het licht van alle chatboxen op internet doet deze cursus toch wat achterhaald aan. Behalve als de cursus ook een onderdeel ‘efficient surfen’ heeft opgenomen natuurlijk.
http://www.rodekruis.nl/Content/Onze_hulp_in_Nederland/Sociale_hulp/Vrienden_maken_kun_je_leren
zondag 8 februari 2009
Zonne Uren
Een buurvrouw vertelde vandaag dat ze al haar zonne uren had opgemaakt voor de rest van dit leven. Ze zei het alsof haar strippenkaart bij de zonnebank vol was. Maar ze bleek niet langer in de zon te mogen omdat haar huid het stadium vóór huidkanker had bereikt. Dat soort verhalen worden in het Hofje vrij vlotjes uitgewisseld, een andere buurvrouw heeft wel eens hardop gedacht dat ze vond dat ze naar een psychiater moest. Dat vonden wij allemaal ook, zo solidair zijn we hier wel. Maar dit soort gesprekjes had ik al een tijdje niet gehoord. Dat deze buurvouw weer bij mij en de buurjongen kwam staan om deze dermatologische wetenswaardigheden met ons te delen, kan maar één ding betekenen: het wordt weer lente en dan verandert het hofje in een camping.
zaterdag 7 februari 2009
nog een paar uur slapen
Zodra het lente werd gingen we, zeiden we tegen elkaar terwijl onze bierglazen ketsende geluiden maakten om onze woorden kracht bij te zetten. Iedereen kende wel iemand die er woonde en waar we langs konden gaan. André kende een miljardair op Lexington Avenue en Simon had een Kaapverdiaanse vriendin die er net was gaan wonen. Haar telefoonnummer had hij vast nog wel ergens. Zelf kende ik een kattenvrouwtje waar we misschien in de kelder mochten logeren. Maar zodra de lente aanbrak gingen we naar New York, dat stond vast. Desnoods sliepen we op straat. Dat was sinds de krediet crisis heel gewoon geworden in die stad. We bedachten allerlei plannen en manieren om onze luchtkastelen te verzwaren. Een kale man op de hoek van de bar keek ons meewarig aan, althans dat dacht ik.
‘Jouw moeder is zeker wel een lekker wijf? ‘, vroeg hij, gebruik makend van het feit dat wij een slok van ons bier namen. Hij had het tegen Simon.
‘Wat bedoel je ?’
‘Nou, met dat haar van jou, mooie jongen hoor, heb je wat met je moeder?’
‘Euh.. ja daar heb ik wel wat mee.’
‘Je ziet haar dus nog wel eens?’
‘Ja zeer regelmatig.’
‘Als je haar weer ziet moet je eens vragen, of ze nog een leuke schoonzoon wil.’
Het duurde even voordat het tot ons doordrong, maar de vette knipoog die volgde bevestigde onze vermoedens. De man wilde voor Simon wel zijn ticket naar New York kopen, maar daar waren wij het niet mee eens. Wij vonden dat hij voor ons ook een ticket moest kopen. Maar voorlopig betaalde hij alleen ons bier. Toen herinnerde André zich ineens dat hij nog een kaartje had van een Ier op wiens luxe jacht hij eens had gewerkt. Dat deed André soms, boten van de ene uithoek van de wereld naar de andere varen. Een zeeman eigenlijk. Maar er komt maar weinig werk zijn kant op. Het laten verplaatsen van luxe jachten zal wel een van de eerste dingen zijn waar miljardairs op beknibbelen. ‘Hij heeft een nachtclub op Manhatten van drie verdiepingen, hele toffe kerel, daar kunnen we zo langs.’
En voordat we het wisten zaten we er ook, de Triomphbar waar we waren en de man die ons bier betaalde, waren we vergeten. We gingen het maken in New York. Niet nadenken maar gaan. Dan kwam de rest vanzelf. Niet veel later verlieten we de Triomphbar, we konden moeilijk stil blijven staan, we wilden verder. We gingen kijken naar de band van een vriend van ons. De band, die The Dustbowl Collectors heette, speelde zelfgeschreven nummers die behoorlijk Amerikaans klonken en goed aansloten op onze vers ontwaakte pioniersdriften. We luisterde een tijdje en dronken ons bier. De muziek deed ons denken aan de film Midnight Cowboy waarin een naive Texaan zijn geluk gaat zoeken in New York. Simon zou zich misschien net als de cowboy uit de film tegen betaling kunnen aanbieden aan vrouwen van middelbare leeftijd. Hij heeft wel eens een periode gehad dat hij zich over alleenstaande moeders ontfermde, dus enige ervaring op dat vlak had hij wel. Ik begon met andere ogen de kroeg rond te kijken. Simon had natuurlijk wel een manager nodig en die taak zouden Andre en ik op ons moeten nemen. Zo ontwaarde ik achter de glazen wand van de rokersruimte een vrouw van rond de veertig met geblondeerd haar.
Ze zat in haar eentje aan een lange houten tafel waar drie leeslampen boven hingen. Maar ze las niet en ze rookte ook niet. Ze zat daar alleen maar rechtop met haar blik naar voren, zonder de indruk te wekken dat ze ook ergens naar keek. Hoe langer ik naar haar keek des te onwerkelijker het werd. Ze deed me denken aan een diva uit de tijd van de stomme film. De oudere Gloria Swanson voor eeuwig gevangen in een wolk van oplichtende sigarettenrook. Zo nu en dan schoven er mannen bij Swanson aan en voerden geluidloze conversaties met haar. Ik stelde voor om ook bij Gloria Swanson aan te schuiven. De anderen vonden dit een goed idee en we vroegen haar of ze ons wilde leren pokeren. Dat wilde ze wel. Pokeren zo dachten wij, was een essentiële vaardigheid om in New York te kunnen overleven. Bij gebrek aan speelkaarten ging André dobbelstenen halen aan de bar. Af en toe zei Gloria dingen als:’ kijken is gooien’ en ‘blind doorgeven’. Volgens mij had het allemaal maar weinig met pokeren te maken en het was de vraag of we het daarmee zouden redden in New York. Maar dat maakte niet uit, voor deze avond maakte het in ieder geval niet uit. Daarna hebben we nog geprobeerd omgekeerde bierglazen op te tillen met duim en wijsvinger, daar kon je dan in Spanje weer heel veel geld mee verdienen volgens André. Maar het lukte alleen als je er niet bij nadacht. Gloria Swanson, onze diva van vanavond, lukte het natuurlijk wel. In een keer, we waren onder de indruk van haar.
Toen we afscheid namen, zoals vele anderen voor ons ook afscheid van haar hadden genomen, bleef ze zitten zoals ze de hele avond al had gezeten; statig en bijna bewegingsloos. Ik bood haar nog een laatste sigaret aan, maar die sloeg ze af. Ze was al een tijdje gestopt, zei ze. Buiten was het nogsteeds donker en niet al te laat, maar ook niet al te vroeg. Het zat ergens tussen laat en vroeg in en ik schatte dat ik nog een paar kon slapen voordat de wekker ging. Ik snoof de koude lucht op en fietste naar huis. Er was iets veranderd, al wist ik niet goed wat dat kon zijn. Het was nogsteeds behoorlijk koud, maar onder die kou zat een nieuwe geur verscholen. Ik dacht aan Gloria Swanson, de echte, die ooit tijdens de filmopnames van Male and Female een leeuwenkuil moest betreden. Tijdens een vrij lange scène heeft de leeuw zelfs zijn voorpoten op het lichaam van Swanson gelegd en brult wild zwaaiend met zijn manen. ‘It was like thousants of vibrators all over you', zou een oudere Swanson in een interview hebben gezegd. Ik zoog de frisse lucht naar binnen en proefde nogmaals de nieuwe geur. Het dunne ijs, dat als crêpepapier de sloot van het park bedekte, maakte een vreemd knappend geluid alsof het electrisch geladen was. Ik stond even stil om er naar te luisteren en rook toen nogmaals die onmiskenbare geur. Het was niet dominant, het was nauwleijks een geur te noemen, meer een subtiele ondertoon. Maar het deed me ergens aan denken, aan vroeger misschien. Toen ik thuis was en mijn fiets tegen het hek van de voortuin plaatste wist ik het ineens weer, alsof een vervlogen herinnering plotseling was teruggekomen. Weldra was het lente.
donderdag 5 februari 2009
Niet iemand om je woede op te projecteren
Ik hoorde op de BBC radio een interview met voormalig investment banker Siddarth Kara, die het boek Sex trafficking inside the business of modern slavery heeft geschreven. Wat opvalt in discussies over slavernij, in tegenstelling tot een paar honderd jaar geleden, is de veroordeling ervan door het westen. Maar tegelijkertijd is het nogal naïef om te denken dat we ons kunnen bedienen van een systeem zonder dat het zich ook van ons bediend. Slavernij is de ultieme consequentie van het kapitalisme. Bovendien is het minder makkelijk te veroordelen dan menigeen denkt want ouders bieden in veel gevallen hun eigen kinderen te koop aan om zo de rest van het gezin te kunnen voeden. Een kind levert gemiddeld zo'n veertig dollar op. Slechts vier procent van de slaven is seksslaaf maar levert veertig procent van de winst op in de slavenhandel. Op de BBC is te horen hoe de auteur zich afvroeg wat hij zou doen als hij een handelaar zou ontmoeten: 'zou ik hem op z’n gezicht slaan?' Maar toen het eenmaal zover was en hij een tamelijk saaie kleine man ontmoette, gebeurde er niks met hem. Het was niet iemand waar hij zijn woede op kon projecteren.
Hier is een ander interview met de auteur Siddarth Kara. Te beluisteren via deze link.
http://marketplace.publicradio.org/display/web/2009/01/05/pm_sex_trafficking/
maandag 2 februari 2009
Microkrediet
Banken die de wereld afspeuren naar lucratieve investeringsgronden, beginnen zo langzamerhand een grotere bedreiging te vormen voor lokale samenlevingen dan het moslim terrorisme. Het is dan ook niet voor niets dat er tal van alternatieve bancaire systemen ontstaan. Zo hoorde ik onlangs van Smava in Duitsland (http://www.smava.de). Het is een online community waar kleine bedrijfjes aan verbonden zijn, die je met bedragen van 100 euro kunt steunen en waarvoor je dan een zeker percentage terugkrijgt. Het is duidelijk een beweging weg van de anonieme investeringen die banken in verafgelegen landen doen. Op deze manier hebben de investeerders het gevoel veel directer hun geld op een goede manier te besteden. Bovendien zijn de risico’s behoorlijk goed afgedekt. Als je tien duizend euro investeert in een bedrijfje en dat gaat failliet, dan wordt dat faillissement gedragen door alle deelnemers in de poel van investeerders.
zondag 1 februari 2009
Grazend Dier
In de Neue Nationalgalerie zijn momenteel een groot aantal van Jeff Koons’ roestvrijstalen verchroomde beelden te zien (zoals balloondog). Objecten die zich graag laten fotograferen, gemaakt zijn om te fotograferen. Onder in de kelder, niet zichtbaar vanaf straat, was een grote overzichtstentoonstelling van Paul Klee te zien. Ik weet niet of de beide exposities bij elkaar zijn gezocht, maar het contrast kon niet groter zijn.
Terwijl Klee van zijn schilderkunst een onderzoeklaboratorium heeft gemaakt waar kleur evenwicht en compositie een cruciale rol spelen, verblindt Koons je met een overweldigende banaliteit. Het is wat het is, zegt ook Koons, banaliteit uitvergroot. Het is lekker om naar te kijken, maar dan, wat moet je ermee? De kunst geeft je geen ongemakkelijk gevoel, het prikkelt niet. Het werk gaat over banaliteit maar is zelf ook banaal. Klee vergelijkt de blik van iemand die een schilderij ziet als een grazend dier, de ogen gaan over het oppervlak totdat ze verzadigd zijn. In die zin serveert Jeff Koons hamburgers met heel veel mayonaise en ketchup. En zoals dat gaat met hamburgers, je denkt dat je er heel veel zin in hebt, maar als je het eenmaal hebt genuttigd blijft er niets van over. Alle hoop en verlangens die je erop had geprojecteerd vervliegen bij de laatste hap. Wat over blijft is een leeg gevoel.
Abonneren op:
Posts (Atom)