Ik las vandaag op de kalender dat het ‘Wereld denk dag’ was. De rest van het jaar kan je af op
de automatische piloot, maar vandaag moest je nadenken. Om na te denken heb je een gedachte nodig, maar waar haalde ik die zo snel vandaan? Ik snuffelde wat in de keukenlades
opzoek naar een gedachte. Ik vond niks, behalve een kapotte kurkentrekker die
ik allang had weg moeten gooien. Op de galerij op kwam ik Anouk tegen. ‘Zeg Anouk heb jij niet nog een gedachte voor me?'
‘Hmm, eens denken.'
Ze had wel iets, leek me, maar wilde het niet weggeven. Dat merkte ik.
'Ik heb al een tijdje niet aan mijn oma gedacht, die zou ik aan je kunnen geven,,' zei ze langzaam,'toch doe ik het liever niet, ik heb er maar een, snap je?'
Ik ging omlaag naar de tweede waar Menno een
sigaretje stond te roken. ‘Men, heb je misschien een gedachte voor me te leen? Al
was het maar voor vandaag.’
‘Sorry man, hier is het ook schaarste. Ik zit zelf wat te denken
aan het weer, maar dat houdt niet over kan ik je vertellen.’
Op de parterre belde ik aan bij meneer Zwam. Hij had nog wel
iets liggen zei hij, in de meterkast op de overloop. Hij rommelde wat tussen oude boodschappentassen en pakte er uiteindelijk iets groots en rekbaars uit. ‘Hier neem maar mee. Het is een oude gedachte, maar hij is nog in prima staat en als je hem afstoft kan je er behoorlijk de blits
mee maken.‘
Beneden in he winkelcentrum liep ik later die dag Anouk en
Menno tegen het lijf. Anouk met haar oma
en Menno met het weer. Toen ze mij zagen waren ze vol ontzag want ik droeg een
gedachte met me mee waar nogal wat straling vanaf kwam.
‘Hoe kom je eraan?’ vroeg Anouk die zichtbaar jaloers was.
‘Van meneer Zwam op de parterre, maar ik heb hem al behoorlijk eigen gemaakt
vind je niet?’
‘Dat kan je wel zeggen, je lijkt wel Mussolini!’ riep Menno.
‘Ja, dat uniform hoorde er bij. Ik wil een bijeenkomst organiseren in de flatbar. Deze
gedachte moet ik namelijk delen met iedereen. Het is een gedachte die grote
massa’s mensen nodig heeft.’
‘Ik snap het, we trommelen wel wat mensen bij elkaar,’ zeiden
Anouk en Menno in koor. Hun eigen gedachtes waren zo gaar en uitgewoond dat ze die direct waren vergeten, ze werden aangestoken door de mijne. Later in de flatbar is de politie nog gekomen en beschuldigde mij van opruiing, zo werd het toch nog een gedenkwaardige wereld denkdag.