Gisteren was er een opening bij het GEM, toute cultureel Den Haag was weer aanwezig. Ik sprak een meisje die me vertelde over haar werk in de thuiszorg als wijkverpleger. De figuren die ze tegenkwam waren tamelijk extreem. Mensen die zich een jaar niet hadden gewassen bijvoorbeeld of een stapel-tic hadden; ze kochten extreme hoeveelheden huishoudelijke spullen. Doosjes met tissues opgestapeld tot het plafond. Ze vertelde over een man met een beenwond die alleen maar witbrood en eieren at. De buren hadden gebeld dat ze het bot van zijn scheenbeen zagen. Ik kreeg de indruk dat het meisje er een soort fascinatie voor had. Hierin gaf ze me onmiddellijk gelijk. Ze vertelde dat haar opa en oma van moeders en vaderskant waren omgekomen in Auschwitz. 'Mijn vader maakte er een punt van dit op jonge leeftijd aan mij te vertellen. Het werd een fascinatie en een obsessie. De mensen die er het slechtst aan toe zijn wil ik helpen.’
Nu is ze manager in de zorg en eigenlijk krijgt ze daar helemaal geen energie aan. ‘Er zijn dagen dat ik met weemoed terugdenk aan de ongewassen bilnaad van de man die zich al een jaar niet had schoongemaakt.’ Het was een bijzonder aangename avond in het GEM.