Het land is leeg. Leeg en schraal. Het ligt vol losse stenen. De personages glijden hierover uit. Ze schuifelen voort. De titel van de film is dan ook passend; ver van de mens. Hoe leeg het land ook is er zinderen overal onzichtbare wetmatigheden door het landschap. De gevangene kan zijn lot niet ontlopen, de bewaker van de gevangene, die eigenlijk leraar is, ook niet. Het is een rol die hen van buitenaf is opgedrongen. De gevangene heeft zijn neef vermoord en om te voorkomen dat er een spiraal van bloedwraak opgang wordt gebracht wil hij voor een Frans executiepeloton sterven. De leraar en de gevangene begrijpen elkaar eerst niet, maar de wederzijdse sympathie groeit. Een onmogelijke vriendschap. Het is 1954 en de onafhankelijkheidsoorlog oorlog zet alles op scherp. Algerije voor de Algerijnen. De leraar die gedwongen wordt het land te verlaten stamt af van AndaluciĆ«rs die al generaties daar wonen. Hij moet dus zijn moederland verlaten. Als hij de gevangene heeft weggebracht tot aan een splitsing wijst hij het politiebureau aan. ‘Je kant echter ook naar rechts, die weg loopt de woestijn in, na twee dagen kom je dan een nomadenstam tegen. Ze zullen je te eten geven, dat is hun wet.’
Niemand ontkomt zijn lot, gelukkig zijn er ook nog andere streken met andere wetmatigheden waar je naartoe kan. Waar je iets minder definitief, je leven een open einde kan geven.