-->
In navolging van Freek de Jonge's verkiezingsconferance, hierbij een fragment uit de Haagse Hofjes conferance waarmee ik dit najaar van plan ben rond te reizen door Nederland. Freek wordt ten slotte oud.
Een van de nadelen van het wonen in een hofje is de sociale
controle. Ik vind namelijk dat iedereen moet kunnen doen wat hij of zij wil.
Nou ja, behalve dan misschien dat de bijna vierkante Colombiaanse vriend van de buurvrouw in een
heel klein broekje op zijn polyester ligstoel gaat zonnebaden met een ritmische reggaeton uit de luidsprekers van de portable cassettespeler. Misschien moet dat niet kunnen, maar ik heb medelijden, hij is een
economische vluchteling en het cassette deck is alles wat hij heeft. Verder mag alles, van mij wel althans. Maar sommige
mensen gaan zich bijvoorbeeld bemoeien met wat je in je tuin aan het doen
bent. En dan bedoel ik niet dat ik een illegale jenever stokerij in de tuin
heb, maar dan gaat het over zaaigoed. Er is een buurvrouw, die zich
schijnbaar kapot verveeld, die gaat serieus vragen wat ik wel niet denk te willen bereiken met
de wilde wijde bloemen in mijn gazon. Ze roept dat in eerste instantie vanuit de verte en alleen
als ik echt niet reageer komt ze naar me toe en dwingt me tot een uitspraak. Weide bloemen, mijn god waar ben ik aan begonnen!
Maar het aller ergste vind ik de buurvrouw hier verder op. Die zegt nooit iets
tegen mij, die doet net alsof ik er niet ben. Ik vind dus dat je dat niet kan
maken in een hofje. Ik ben een sociaal mens en zit vol burenliefde op sommige
dagen. Ik begrijp haar houding dus ook niet. Ze komt iedere dag over het pad voor mijn huis langs. Ik zit haar daar min of meer op te wachten in afwachting van de kleinste erkenning van mijn bestaan. Niets. Zij heeft alleen oog voor haar kat. Die begint ze dan al van verre te roepen.
Ze doet dat met een misvormde kinderachtige stem. ’Thijsje, thijsje..kom dan’, zegt het mens en negeert mij compleet. Vandaag deed ze het weer. Ik was het zat en besloot haar na te doen. ’Kom maar jongen, kom maar bij mamma,’ zei ik met een zelfde aanstellerige stemgeluid. En jawel, het sorteerde direct effect want ze viel stil. Daar had ze niet van terug. Dus ik zeg: ‘Oh, nu hoor je me dus wel ineens, grappig is
dat.’
Ze mompelde iets over onbeschoft en liep door. Ik besloot er, heel onverstandig, een schepje bovenop te doen: ’Dat u hier altijd met die chagrijnige kop rondloopt
is niet onbeschoft?' Eigenlijk vond ik op dat moment dat ik voor alle andere hofjesbewoners opkwam, want die hebben natuurlijk ook met dat gezeur om Thijsje te maken. Maar goed,ik stond er hier nu wel mooi alleen voor.
Toen kwam de uitbarsting. Ze keerde zich naar mij toe: ‘Ik ben u niets verschuldigd,' riep ze rood aangelopen. Er
kwam wat spuug uit haar mond en om het af te maken heb ik dat toen demonstratief met een vies gebaar
van mijn voorhoofd geveegd.
Ik denk nu dat het beter is om te verhuizen.