Sinds ik het interview met Peter Sloterdijk heb bijgewoond, ben ik zijn
boek ‘Je moet je leven veranderen’ aan het lezen. De kern van zijn boodschap is dat de mens
het onmogelijke als doel moet stellen en dat dit doel door oefening naderbij moet worden gebracht. Een van de helden waar Sloterdijk over schrijft en waar hij ook in het interview aan refereerde is Carl Hermann Unthan, een man
die in de negentiende eeuw zonder armen geboren wordt, maar zich specialiseert in het viool spel met zijn voeten. Door oefening had hij het onmogelijke bereikt. In zijn memoires
schrijft Unthan, uiteraard ook met zijn voeten, over Franz Liszt die hem na een concert eens een schouderklopje
had gegeven. De koude rillingen gaan hem nog over de rug als hij eraan denkt. En
waarom? Vraagt hij zich af. Omdat hij wist dat hij niet als virtuoos werd gezien maar als een
freak. Maar is niet iedere virtuoos tegelijkertijd ook een freak? Harry Houdini, ook zo'n ultiem voorbeeld van de oefenende mens plaatste zichzelf op het podium om bewonderd te worden als een uitzonderlijk mens. Een freak
dus, want hij was extreem en geobsedeerd in zijn drang om de beste te zijn.