zaterdag 17 oktober 2009

SF02: ze kunnen hun eigen natuur ook niet helpen

Naast bedrijventerrein Minervum zagen we een grote hoeveelheid caravans door de bosjes schemeren. het zag er interessant uit, zeker in contrast met het strakke straten patroon van Minervum.Via een omweg kwamen we uitendelijk bij de inrit uit en draaiden het met klinkers bestraatte terrein op dat geheel met bomen was omzoomd. Het was een merkwaardig soort restruimte tussen het bedrijventerrein en een B weg, verderop hoorden we het geraas van de A27. Er stondne hier een stuk of vijftig caravans van verschillend formaat gestald. De Blauwe Boggel kwam tot stilstand bij een geel geverfde bouwkeet. Vrijwel direct verscheen er een oude vrouw in de deuropening, ze droeg een spijkerbroek en een windjack. Met een argawanende blik in de ogen naderde ze onze auto. De reflecterende snelwegjas is in sommige omstandigheden de jas van de tegenpartij. ‘wij zijn op snelwegsafari’, zei Melle opgewekt. Het ronde gezicht van de vrouw, dat was omkranst met slierterig roodgverfd haar, leek zich enigssinds te ontspannen.
We stelden ons voor en legde uit waar we mee bezig waren. ’Jullie mogen hier best rondkijken als je mij maar niet op de foto zet.’, zei de vrouw die zich had voorgesteld als mevrouw de Bruyn. Haar stem klonk hees en krakerig.
‘U woont hier leuk’, opperde ik om het ijs wat te breken.
Die opmerking leek iets los te maken bij mevrouw de Bruyn. Ze begon te vertellen over de harde juridische strijd die zij en haar man aan het voeren waren tegen de gemeente.’Al dertig jaar voeren we strijd om een bouwvergunning te krijgen.’
De familie de Bruyn was vroeger kermis exploitant.’maar sinds de ziekte van mijn man verhuren en verkopen we caravans.’
'Waarmee stonden jullie op de kermis?’
‘met een muizenstad'
‘Oh interessant, wat is dat precies?'
‘Als jullie wachten dan ga ik wel even wat foto's halen.'
Mevrouw de Bruyn verliet de bouwkeet om een eindje verderop in een woonwagen te verdwijnen. Toen ze terug kwam had ze een oude schoenendoos bij zich die ze omkieperde op een sta tafel.
‘kijk dit was de stad, een schaalmodel van een Breda, mijn vader heeft hem ooit van een man overgenomen die de stad zelf had gemaakt. Later zijn deze molens er nog bijgevoegd.’
We keken naar de foto van een kleurige maquette, bestaande uit een skyline van grachtenpandjes en huisjes die zo klein waren dat er precies één muisje inpaste.
‘Missen jullie het niet, dat kermis bestaan?’
Mevrouw de Bruyn schiet in de lach. Voor het eerst bespeuren we iets van vrolijkheid bij haar.
‘We verkopen nu caravans maar als ik dan klanten hoor dat ze voor hun plezier naar zuid Frankrijk rijden,dan kan ik dat haast niet geloven. Mij krijgen ze echt niet meer de weg op.’
Wij kijken nog eens goed naar mevrouw de Bruyn en we weten wat ze bedoeld. We hebben het tussen de regels door gelezen.'Ik blijf hier', had ze willen zeggen, 'mij krijgen ze hier nooit meer weg.'

Later ontmoeten we nog meneer de Bruyn.Hij komt op ons afgelpen met een hondje aan zijn zij. het hondje heeft een nare ontstseking aan zijn oor. We weten niet wat voor ziekte meneer de Bruyn heeft gehad, maar zijn gezicht staat strak en uitdrukkingsloos en hij rook sterk naar alcohol.
We vertelden meneer de Bruyn dat we net de foto’s van zijn muizenstad hadden bekeken en dat we erg onder de indruk waren. Ook meneer de Bruyn toont weinig nostalgie naar het kermis verleden. Als we aandringen vertelt hij er toch nog iets over.
‘ Kijk in die container daar zaten een stuk of duizend muizen van verschillende kleuren, die hebben we zelf gefokt.'
'Hoeveel muizen zaten er in de stad?'
‘Een stuk of vijfhonderd en een paar katten, ze waren aan elkaar gewend.’
‘En dat ging gewoon goed?’
‘Nou ja soms aten ze er per ongeluk wel eens eentje op, ze kunnen hun natuur natuurlijk ook niet helpen.’

Toen we in de Blauwe Boggel het terrein verlieten voelden we ons enigssinds teneergeslagen. We hadden kennis gemaakt met een gebroken en teleurgestelde familie die eigenlijk niks meer van het leven verwachtten. Ze hadden zich op hun terrein ingeggraven, als je goed keek dan zag je dat de loopgraven tussen de caravans. De familie de Bruyn ging hier nooit meer weg, zoveel was wel duidelijk.BE