Ik was vandaag bij de begrafenis van schipper Jan de Boer in Urk. Mannen in zwart en vrouwen met prachtige hoeden op. Ze waren hier kort geleden ook al voor een andere Jan de Boer. De familie is talrijk. Ik heb een gat in mijn broek, op de plek van mijn linker knie, maar mijn moeder heeft er een stukje batikstof onder genaaid. Een batik bloemetje spiekt naar buiten. De dominee begon de gemeente toe te spreken in de Joachin Boazkerk. Hij begon met een weifelend en hoog stemmetje, de zinnen aan elkaar te rijgen. Ik legde discreet een hand op mijn knie, zodat anderen het bloemetje niet zouden zien. Was dit normaal in Urk? De dominee leek de gemeente eerder te willen hypnotiseren dan dat hij iets wilde zeggen. Hij sprak, of zong van diep uit zijn keel. Soms nam het volume toe en dan weer leek het op een donderpreek. Een zangerige donderpreek waar ik door in trance raakte, maar dat kwam ook omdat ik het niet goed verstond. Ik dreef gewoon mee op de golven van zijn stem. Volgens mij was het psalm 90. En ineens ging het ook over de duivel, die onder ons zou zijn. Ik kek verschrikt om mij heen. Hij waarschuwde mensen dat ze in hun leven wel waarlijk van God moesten houden. En hij zei dat er heus ook wel mensen waren die zo brutaal waren om alsnog op de hemelpoort te kloppen en dan door de dikte van de deur te horen kregen: ‘Gaat heen, ik heb u nooit gekend.’ Die mensen gingen dan naar de hel voor de eeuwigheid. Ik keek weer even naar mijn knie en het bloemetje dat van onder de spijkerstof terugkeek, knipoogde naar me.