Je wordt meegenomen. Zwijgend. Alsof je een afspraak hebt, alsof er niks meer gezegd hoeft te worden. Het is vijf uur in de ochtend. Geen tijdstip om veel woorden uit te wisselen.
Je gaat ergens heen, dat is het enige wat je weet. Ze hebben je een rubberen pak aan laten trekken, dus het zal ongetwijfeld ergens zijn waar het nat is. De plek waar je heen gaat. Het pak is ook goed tegen de muggen. Die zijn er veel op dit tijdstip. De zon is nog niet op, maar het is al wel licht. De zon schijnt van elders vlak over de aarde. De zee beweegt nauwelijks, het beweegt als kwik, druppels achterlatend op het strand. Het glanst als zacht vloeibaar metaal. Als we erin stappen, is het gene metaal meer, we waden door een groen massa. We zwemmen naar een rond object aan de horizon. Een negatieve zonsopgang, een zwarte zon. Alles gebeurt als in een droom. Het pak is stijf en biedt weinig bewegingsruimte, het is alsof jezelf een machine bent geworden en de zwarte bol komt naderbij. Je begrijpt dat dit het moet zijn, dit is wat ze noemen The Dome. We kunnen erop klimmen door gebruik te maken van elkaars schouders. Wie twee meter naar omlaag zwemt en zich tussen de draden door weet te wurmen, kan erin. Het is dan alsof je bent opgegeten door een inktvis of een kwal. Misschien een kwal omdat je de draden onder je ziet waar zakken zand zijn bevestigd die The Dome op hun plek houden. En het licht van de zee. Wie zich tegen de wil van God verzet wordt opgeslokt. We zijn allemaal Jona's geworden. Een waarlijke plek, dat is wat dit is. Waarlijk en volledig bedacht. Tijdelijk en kunstmatig, maar ontegenzeglijk waarachtig.