Als Francis Bacon geen kunstenaar was geworden dan zou hij
een crimineel zijn. Ik kan daar goed inkomen. Kunstenaars zijn eigenlijk ook
bijna criminelen, ze onttrekken zich ten slotte aan het bestaande systeem en
willen (op de een of andere manier) choqueren. Ze worden gewantrouwd totdat ze
zijn doorgedrongen tot het establishment, dan worden ze gelauwerd zoals Al
Capone gelauwerd werd, de kunstenaar als geniale oplichter. Overigens is Bacon
een tijdje een fanatieke gokker geweest en heeft hij in de jaren veertig al
zijn vroegere werk vernietigd. Het vernietigen van kunstwerken is wellicht ook
een criminele daad, ook al zijn het zijn eigen werken.
Verontrustend kun je zijn werk wel noemen. Ik was in de
nieuwe kerk in Amsterdam vandaag waar het drieluik over zijn geliefde George
Dyer hangt. Het middenstuk toont een trappenhuis waar je als toeschouwer bijna
zeebenen van krijgt. Alles is er schots en scheef. Gewelddadigheid en
frustratie en de onmacht om het leven naar je hand te zetten, dat is wat ik in zijn
schilderijen zie. Het vlees is elastisch en gaat alle kanten op en het degenereert
langzaam. ‘ I’m optimistic about nothing,’ zei Bacon ooit in een BBC interview. Daarmee bedoelde hij overigens dat hij als optimist geboren is. Ook noemt hij zichzelf casino compost, omdat hij altijd verliest in het casino en daar groeien ze van