In de trein vanuit Zurich was het even
spannend of we de coupe voor onszelf zouden kunnen houden. Slapen in de trein
is leuk, maar je wilt niet teveel last hebben van snurkende en of stinkende
medepassagiers. Het leek goed te gaan, de trein kwam in beweging en er waren
nog geen vreemde zweetsokken onze kleine ruimte binnengemarcheerd. We feliciteerden
elkaar met deze niet geringe vorm van vrijheid.
De fles rode wijn was nog niet open en de
kazen nog niet aangesneden en daar was George, een zwetende praatgrage Hagenees
die in de kassen industrie zat. Al snel bleek dat wij toch in de foute coupe
zaten. Wij bleken in een coupe te zitten met vier Frans sprekende tieners die reeds met ontbloot bovenlijf en stuitend van de adrenaline hun feestweekendje in Amsterdam aan het afwachten waren. Hun geur had reeds bezit genomen van de hele ruimte, daar kon onze rode wijn niet tegenop. Dan liever George.
Hij zei dat we gewoon de conducteur konden
afwachten en dat er misschien wel wat te regelen viel. George was er wel de man
wel na om dingen te regelen. Ook lustte hij wel een rood wijntje. Die gaven wij hem graag.
We dronken wijn en het was best
gezellig met George. Zijn vader was smokkelaar geweest van onder andere het
edelmetaal borium. Om die reden hadden ze als gezin een tijdje in Engeland gewoond. Hij vertelde over zijn baan als opzichter bij de kassenbouw overal ter wereld en hoe hij een keer door het dak was gevallen waarbij hij zijn beide enkels
had verbrijzeld. Ze zijn stram als
haardhout. Hij lachte om het salaris van de lieve G en zei dat hij dit in een week verdiende. Zwart weliswaar, dat wel. Hij had eens dertig
duizend euro van zijn zwarte geld besteed aan een huis in Polen, het staat op naam
van zijn toenmalige vriendin. ‘Toen ik klaar was met de keuken,’ hield ze niet
meer van me. Vervolgens gaf George ook wel toe dat er het een en ander was voorgevallen. Iets met politie, marijuana en in elkaar geslagen mensen. Niets daarvan was zijn schuld overigens, maar het was nou eenmaal gebeurd.
De conducteur kwam niet meer. We
bleven bij Goerge.