In de NRC van dit weekend staat een verhaal over het onderzoek van hoogleraar jeugdsport Chris Visscher. Het onderzoek, of in elk geval de voorlopige conclusie daaruit, laat zien hoe je doelgericht naar de top kan komen. Het gaat er volgens Visscher niet alleen om dat je meer oefent dan de concurrentie zoals de Zweedse psycholoog Anders Ericsson beweerde met zijn 10.000 uren theorie, maar dat je ook heldere doelen stelt voor jezelf, strategische tussentijdse doelen. Ruud van Nistelrooy is een schoolvoorbeeld van iemand die op deze wijze opereerde en het maximale rendement uit zijn talent haalde. Van Nistelrooy had een schriftje en daar schreef hij alles in op. Ook turner Epke Zonderland wordt genoemd als schoolvoorbeeld van zelfregulatie. Epke wil een gouden medaille op de Olympische spelen in London en bedenkt wat daarvoor nodig is. Hij moet het moeilijkste onderdeel op de rekstok kunnen in het geval hij als eerste aan de beurt is. Komt hij later aan de beurt hoeft hij minder risico te nemen. Het artikel wordt afgesloten met de woorden van Visscher:’ het talent om elke dag de dingen goed te doen is het grootste talent dat een speler kan hebben.’
Deze blog is mijn opschrijfboekje en mijn rekstok ineen.Hier kan ik iedere dag oefenen als ik wil. Maar wat is het doel? Wil ik ook een gouden medaille? Waarschijnlijk wel, maar dan moet ik nog wel even want ik heb de tienduizend uur van Ericsson voorlopig nog niet gehaald.