Ik had haast op dinsdagmorgen, haast omdat ik zo snel mogelijk in Apeldoorn wilde zijn, bij de familie en om oma te zien. Eerst moest ik nog langs de ambassade van Ecuador om het paspoort van mijn vader op te halen. Ik had alles bij me, een rugzak met kleren en een zelfgemaakte lamp in een plastic zak. De lamp was voor de lieve G voor op haar kamer in Groningen. In de wachtkamer drong er een weeige poepgeur mijn neus binnen. Ik rook en ik rook nog eens, ja heel duidelijk een poep lucht, dus keek ik onder mijn schoenen, vaak een logische plek, maar er was niks te zien. Ik besloot daarom maar een andere sofa te zoeken, maar de lucht bleef. Mensen keken naar me en ik keek naar de mensen. De poeplucht zou ook heel goed van hen kunnen komen. Uiteindelijk ben ik gaan staan en dat leek een beetje te helpen. Gelukkig duurde het niet lang bij de ambassade en kon ik na tien minuten alweer vertrekken. Toen zag ik het ineens, buiten waar ik in alle haast mijn fiets tegen de muur had gezet. Daar vlak naast mijn achterwil zag ik een glanzende drol in de kleuren donker- en lichtbruin. Daarna begreep ik dat bij het op slot zetten van mijn fiets de plastic tas met de zelfgemaakte lamp in de poep terecht was gekomen. De tas had ook al sporen op mijn broek achtergelaten. Dit alles registreerde ik natuurlijk in enkele seconen en al snel voelde ik afschuwelijke braak neigingen opkomen. Alles zat onder de poep, mijn camera tas ook. Kokhalzend reed ik door de stromende regen weer naar huis.