‘Pop-up’ en ‘schuif-in’ en ‘tussentijd’ zijn begrippen die
zijn ontstaan vanuit de creatieve sector. het waren artistieke ondernemers, kunstenaars
en architecten die kansen zagen op plekken waar het leven in de stad aan het
doodbloeden was door sloop en eeuwig durende nieuwbouw. Inmiddels heeft de stedenbouwkundige politiek er ook lucht van
gekregen (Stedenbouw is altijd politiek). Een artikel uit het blad Vice over
een project in Londen laat haarfijn zien dat dit taalgebruik reeds lang is
overgenomen door neoliberale krachten.
Het gaat over de Artworks Elephant pop-up mall in de wijk
Elephant en Castle (Zuid Londen), dat er is neergezet terwijl deze wijk een vernieuwingsoperatie
van 1,5 miljard pond ondergaat. Vernieuwen wil zeggen dat de armere mensen die
hier woonden worden weggestuurd en dat er nieuwe veel duurdere huizen voor in de
plaats zullen komen.
Een braakland waar een speelplaats op stond en dat door de
buurt werd gebruikt om samen te komen, daar wordt nu een pop-up mall neergezet
met zogenaamd hetzelfde doel: mensen samenbrengen waar eerst niks gebeurde. Dit
is neoliberale stedenbouw van de meer cynische soort. Je noemt het stadsvernieuwing,
maar de onderliggende agenda is: straf de armen.
De Pop-up shop is een injectienaald om een gevoel van rauwe
stedelijkheid en van urgentie bij de consument te bewerkstelligen. Koop nu want
zo meteen zijn we weer weg. Daar is niks mis mee natuurlijk, maar het wordt
misschien tijd dat we er minder hoogdravend over doen. Diegene die de Pop-ip
het meest gebruiken zijn geen nieuwe creatieve ondernemers, maar uitgesleten
merken. Pop-up is inmiddels een marketingtruc in plaats van een artistiek
bevlogen project. De Artwork Elephant mall is een stapel containers gevuld met puur
neoliberaal cynisme.