Rutger Pontzen bespreekt in de Volkskrant van dit weekend de
controverse tussen Damian Hirst en David Hockney. Hockney had kritiek gehad op
Hirst die zijn doeken niet meer zelf maakt en dat schilderkunst altijd in een
zekere traditie zou moeten staan. Met brede penseelstreken schildert Pontzen
zijn afkeur voor Hockney door hem een oude zeur te noemen die de geniale
lijdende kunstenaar in zijn atelier aan het uithangen is. Pontzen vergeet: Ook de waarde van de doeken van Hirst zijn afhankelijk wat hij er
nog meer bij doet. Het verhaal en de reputatie van de maker zweeft er altijd omheen. Dit zijn geen
schilderijen met een stip, dit zijn schilderijen met een stip van Damian Hirst, je weet wel hij giet haaien in kunsthars.
Ze zijn wat waard omdat ze van hem zijn, niet door de kwaliteit van het werk zelf. Hirst
valt natuurlijk ook binnen een traditie, maar niet de traditie waarin Pontzen
hem plaatst. Pontzen vergeleek Hirst met Michelangelo omdat die ook met meerdere
mensen in een atelier aan een kunstwerk werkte. Ik denk echter niet dat Michelangelo,
zijn werknemers helemaal alleen kon laten en dat de hand van de meester of
diens oog op bepaalde momenten wel degelijk cruciaal is geweest. Voor Hirst geldt dat niet en dat is het grote verschil tussen pak ‘m beet een Sixtijnse kapel
en een schilderij met stippen. Om zijn haat voor Hockney nog maar eens te onderschrijven, schrijft Pontzen dat Damian Hirst tenminste nog een statement maakt en wel deze: 'om niet langer de romantische
schilder uit te hangen. En het lijden aan zijn assistenten over te laten.'
Ik vind het fantastisch wat Hirst doet, hij moet volgens mij
erg slim zijn, maar als dit het statement is wat je wilt maken dan heeft dat
niet zoveel meer met kunst te maken. Hij zal ook moeten vrezen voor zijn reputatie, dit is namelijk het statement van een bankier en die zijn de laatste tijd heel erg uit.