dinsdag 27 mei 2008
Architectuur na Auschwitz
Zoeken naar betekenis
Volgens een groot aantal intellectuelen was er na Auschwitz een heleboel niet meer mogelijk. Poëzie zou volgens Theodor Adorno na Auschwitz alleen nog maar barbaars kunnen zijn en Francois Lyotard zag Auschwitz als het symbolische einde van het project van de moderniteit. Dit project dat in het verlengde lag van het verlichtingsdenken was ten slotte gestoeld op het beginsel dat de geschiedenis een teleologisch verschijnsel was waarbij het menselijk (wereld)bewustzijn toegroeide naar een denkbaar eindstadium. Maar dat het geloof in de ratio niet uitsluitend tot een betere wereld leidt, dat had Auschwitz volgens Lyotard, feilloos aangetoond. Lyotard kondigde het postmodernisme af en verklaarde de grote wereldomvattende verhalen dood. Voortaan kon de filosofie alleen nog maar betekenis verlenen door het vertellen van kleine (hyperlokale) verhalen en hoefden we niet te proberen de wereld ten goede te veranderen, laat staan haar te begrijpen.
In de kunst en architectuur werd het postmodernisme een tijdperk waarin de banaliteit en de klucht hoogtij vierde. Eind jaren tachtig vond in het Museum of Modern Art (MOMA) in New York een expositie plaats van zogeheten deconstructivistische architecten. Zij waren van mening dat de complexiteit van het leven moest worden weerspiegeld in hun gebouwen. In werkelijkheid werden er maquettes en tekeningen tentoongesteld die eerder leken op ruïnes dan gebouwen en waarvan duidelijk was dat sommige ontwerpen nooit het niveau van de tekentafel zouden ontstijgen. De deconstructivisten leken net als Adorno te willen beweren dat er geen architectuur meer mogelijk was in een wereld die we niet langer konden begrijpen volgens wereldomvattende systemen. De deconstructivisten maakten van de architectuur een farce, een schijnvertoning, die werd gepresenteerd als kritische houding.
Ook in de kunst werd gespeeld met identiteiten en identiteitsloosheid. Thema’s als de echtheid van onze wereld en onze ervaringsloosheid werden op de spits gedreven. Omdat postmodernistische kunst vaak banaler en platter wilde zijn dan de werkelijkheid die ze representeerde leed veel postmoderne kunst al snel zelf aan identiteitsloosheid en verveling.
Het postmodernisme is aan zijn eigen zelfrelativering ten onder gegaan. Het niets willen zeggen begon ineens heel erg vervelend te worden en steeds meer kunstenaars begonnen in te zien dat ze na de aanslagen van elf september in een andere wereld terecht waren gekomen. Door de ‘maatschappelijk betrokkenheid’ van de moslimfundamentalisten is ook het westen in zekere zin wakker geworden en lijkt er sprake te zijn van een nieuw engagement op vele gebieden.
Opkomst van de stadsopportunisten
De grootste uitdaging voor steden vandaag de dag, ligt volgens cultuur filosoof René Boomkens in het reguleren van grote mensenstromen (in: deVolkskrant 29 maart). De problemen die dit met zich meebrengt zijn evident en houdt Nederland al enige jaren in de greep onder de noemer ‘integratie problematiek’. Deze problematiek raakt het vakgebeid van de architectuur en stedenbouw natuurlijk in bijzondere mate, met name bij herstructureringsprojecten van probleemwijken. Tot op heden wordt de oplossing van veel probleemwijken gezocht in eigentijdse woningbouw om doorgroei mogelijkheden te creëren voor jongeren uit de wijk. Daar is in essentie niets mis mee, want een eigen huis betekend meer eigen verantwoordelijkheid dat automatisch uitstraalt over de wijk als geheel. De gedachte daarachter is dus goed. Maar de vaak Haussmanniaanse aanpak van dit soort projecten betekend wel een radicale verandering die niet altijd even subtiel wordt doorgevoerd.
Nieuwbouw wordt vaak beschouwd als de uitkomst van een proces. Maar dat proces zelf doet niet ter zake. Dat mensen noodgedwongen moeten verhuizen, dat de wijk langzamerhand leegbloed en dat deze op den duur alleen nog maar interessant is voor junks en zwervers, wordt gezien als een noodzakelijk kwaad. In die zin kunnen we stellen dat het modernisme van de grote verhalen in de hedendaagse stedenbouw nog lang niet dood is.
Dat het anders moet, meer stapsgewijs en met meer oog voor de bestaande kwaliteiten van ‘probleemwijken’ is een besef dat bij een groeiende groep architecten, kunstenaars en cultureel ondernemers begint post te vatten. Het engagement van deze groep bestaat eruit dat ze assertief optreden en zelf met adviezen naar gemeenteraden en woningbouwcorporaties komen. Ze zien kansen die de traditionele stedenbouw laat liggen. We kunnen dan ook beter spreken van een geëngageerd opportunisme dan van altruïstisch idealisme. Het gaat ook niet langer om onmogelijke ‘platoonse’ idealen; het bewerkstelligen van een utopisch eindstadium van de stad. Het geëngageerde opportunisme zet juist in op de huidige constant veranderende stad en de mogelijkheden die daaruit voortkomen. De ongevraagde adviezen van bureau ZUS aan de gemeente Rotterdam en het Hotel Transvaal, verblijf in de tussentijd van mobiel bureau OpTrek in Den Haag zijn daarvan de meest spraakmakende voorbeelden.
De stadsopportunisten hebben een manier gevonden om kritisch naar de samenleving te kijken en te erkennen dat de werkelijkheid vaak te complex is om geheel te kunnen overzien, maar zien daarin geen reden om langs de zijlijn te blijven staan. In tegendeel, door zich te verbinden aan lokale processen ontstaan er dikwijls nieuwe verbanden tussen voorheen volstrekt gescheiden werelden en praktijken. Door bijvoorbeeld hotelkamers in slooppanden door kunstenaars en ondernemers uit de wijk zelf in te laten richten wordt er nieuw publiek naar de Haagse wijk Transvaal getrokken die gebruik maken van de lokale voorzieningen. Het hotel van bureau OpTrek bouwt zodoende een sociaal netwerk op dat als een nieuwe laag in de wijk komt te liggen en deels de functie van oude weggevallen sociale structuren kan vervangen.
In plaats van uitsluitend te ‘surfen op de golven van het kapitalisme’ (je beweegt als architect mee met globaliseringsprocessen)- waar Rem Koolhaas zich op beroept - verbinden de stadsopportunisten zich aan lokale processen om deze te versterken en aan te vullen. Er wordt meegebouwd aan lokale ‘verhalen’ die weer functioneren als bouwblokken van de samenleving in zijn geheel. In tegenstelling tot geëngageerde groepen uit de jaren zestig en zeventig die rebelleerden tegen ‘het systeem’ werkt de stadsopportunist binnen de kaders van het marktmechanisme. Hierdoor heeft eht direct al een grotere kans van slagen om een omslag te bewerkstelligen in het denken over de stad en de samenleving. Groter en constructiever dan bijvoorbeeld de krakers beweging dat uiteindelijk heeft gehad.
De argumenten van de grote verhalen en morele structuren zijn uitgeput, niet alleen Auschwitz heeft dat bewezen maar ook het superieure gedrag van westerse mogendheden in de koloniën. De morele argumenten die vaak zijn misbruikt voor overheersing van andere volkeren, namelijk om hen de beschaving te brengen, hebben we door de geschiedenis inmiddels weer in ons gezicht teruggesmeten gekregen. Uitspraken doen op grond van ‘de universele rechten van de mens’ of ‘democratie’ blijven daarom altijd lastig en enigszins besmet. In tijden van globalisering zijn we ten slotte allemaal ‘schuldig’ aan wat er om ons heen gebeurd, omdat we onszelf niet aan dat systeem kunnen onttrekken. Daarom nemen de stadsopportunisten een nieuwe positie in. Ze verzetten zich niet tegen de bestaande kaders, maar proberen met de middelen die er zijn, duurzame (sociale) verbanden te smeden. Bij hen geen grote veralgemeniserende theorieën, maar lokale motieven die werken als vertrekpunt om uitspraken te doen over de maatschappij of de wereld.
Het gemeengoed van de Blowjob
Kristien Hemmerechts beweert in haar manifest De man, zijn penis en het mes, dat vrouwen hun schaamlippen laten corrigeren om te voldoen aan een mannenfantasie, dat mannen hun penis te vaak gebruiken als ‘steekwapen’ in plaats van als instrument om liefde te schenken en dat de blowjob voor de seksuele revolutie typisch werk voor prostituees was (‘hoeren’ in haar woorden, bron: volkskrant 24 mei, p.17). De blowjob is volgens Hemmerechts nogsteeds: ‘zwaar vervelend werk’. Ze heeft het overigens verder niet over het prikkelen van de vulva met de mond, ofwel het zogenaamde ‘beffen’ dat volgens een online sekswoordenboek ‘niet op kan tegen vingers’. Zou dat ook werk voor 'hoeren' zijn?
Waar wil Kristien Hemmerechts heen met deze gemeenplaatsen? Haar aanklacht betreft de (mannen)literatuur waarin deze zaken nog voortdurend worden beschreven. Door de literatuur te veranderen denkt ze de maatschappij te veranderen. Haar ongenoegen onderstreept ze met citaten uit bijvoorbeeld Houellebecq’s paltforme waarin een vrouw moe van het werk thuiskomt en alleen nog maar energie heeft voor de blowjob. Maar ze had net zo goed uit elementaire deeltjes kunnen citeren waar een vrouw verslaafd raakt aan seks met jongetjes. Houellebecq probeert nou juist de keerzijde van de seksuele revolutie aan te kaarten. Hij beschrijft in zijn boeken het morele verval, iets wat Hemmerechts ook bezig houdt maar wat ze blijkbaar niet in een roman kwijt kan.
Ik hoorde laatst ergens dat Japanners in Tokyo wat betreft mentale ontwikkeling 150 jaar vooruit zijn op het westen. Men laat elkaar met rust, leeft in harmonie en toont respect.
Laten we er gemakshalve even vanuit gaan dat dit klopt. Dan zitten we nog steeds met het probleem van de seks. In Japan mag seks alleen worden ingezet voor het maken van kinderen, daarom gaan veel mannen uiteindelijk naar de hoeren voor hun blowjob behoeftes. Er bestaat kortom ook in Japan, waar men 150 jaar vooruit is, een enorme onderwereld aan behoeftes waaraan ook moet worden voldaan ook al wordt dat misschien niet hardop gezegd of in de literatuur beschreven. De ster auteur Haruki Murakami wordt in zijn land ondermeer bekritiseerd omdat hij in zijn boeken te vaak schrijft over het eten van spaghetti en het drinken van bier in plaats van traditioneel Japanse gerechten en sake. Toch is dat een betere afspiegeling van de werkelijkheid, want er wordt in Japan ook veel spaghetti gegeten en bier gedronken.
Kristien Hemerechts stelling dat de man zijn penis niet moet gebruiken om pijn te doen maar om lief mee te doen is sympatiek maar ongeveer te vergelijken met de stelling: oorlog is slecht voor ons dus wees lief voor elkaar, of: ‘Als we niet over oorlog schrijven dan zal er ook minder oorlog zijn’. Het is wellichte een aardige intellectuele excercitie, een voetnootje in de geschiedenis van de feministische filosofie, maar een meerwaarde heeft haar gedachtegang niet. Het gaat er niet om of mannen seksistisch zijn in hun boeken, het gaat erom of ze goede of slechte boeken schrijven en daar zijn hele andere maatstaven voor dan al dan niet onderdrukken van vrouwen. Hemmerechts wil Japanners meer sushi laten eten door mannen uit te dagen niet langer over spaghetti te schrijven. Maar zoals Arnon Grunberg al enkele maanden geleden in de Volkskrant opmerkte: ”Als we praten over verandering en daar wordt veel over gepraat, dan kan alleen oorlog werkelijk iets veranderen, al is dat niet altijd ten goede.” (Volkskrant: 05-02-2008)
maandag 26 mei 2008
Portret van de jeugdburgemeester van Rotterdam
Andrea Moreira Santos: “Bij Pim Fortuyn spreekt niemand nog over de linkse dierenactivist die hem heeft vermoord.”
In 2009 is Rotterdam de jongerenhoofdstad van Europa. Het is een titel die de stad voor zichzelf heeft bedacht om daarmee de talentontwikkeling van jongeren onder de aandacht te brengen. Het is de bedoeling dat meer jongeren voor zichzelf een toekomst gaan zien in de stad aan de Maas. In dat kader is ook B&W Next ingesteld, een schaduw college naast het bestaande college van B&W dat zich met name richt op de jongerenproblematiek.
Sinds 29 maart 2008 loopt het college van B&W-Next zich warm langs de zijlijnen van de Rotterdamse gemeente politiek. Dat gaat gepaard met zoveel enthousiasme en frisse ideeën dat het haast lijkt alsof ze staan te trappelen om de boel echt over te nemen.
Die indrukt wekt althans de Next burgemeester Andrea Moreira Santos. Ik spreek haar in het Haagse café Dudok.“Ik houd van het politieke spel en we leren ook steeds beter hoe je zaken goed aan de orde kunt stellen.”
Toch relativeert ze haar eigen invloed direct omdat veel dingen tijd en geld kosten en ze net als andere politici ook zij te maken heeft met bestaand . “Maar dat is het leuke van dit project, we nemen echt de tijd om naar elkaar toe te groeien en af te tasten wat we aan elkaar hebben, de staatssecretarissen en de burgemeester vinden het geweldig als wij ze meenemen de wijk in.”
Ze maakt zich soms wel kwaad over de bestaande politiek ruimtelijke structuren. Zoals zwerfjongeren die staan ingeschreven in Schiedam maar in feite gebruik maken van de stedelijke ruimte van Rotterdam, die kunnen in Rotterdam niet geholpen worden.
“Dat blijft bizar, Hoek van Holland bijvoorbeeld dat eerder tot de gemeente Haaglanden zou behoren, hoort bij Rotterdam, maar Schiedam dat feitelijk tegen de stad aanligt, heeft zijn eigen gemeente.”
Andrea ziet in dat de meeste problemen bij jongeren hun oorsprong vinden bij opvoeding en onderwijs. Enerzijds vindt ze dat er een versoepeling moet komen van het ontslagrecht.’ Want slecht presterende docenten kunnen nu heel moeilijk ontslagen worden’. Anderzijds ziet ze een probleem bij veel ouders die vaak de instanties aansprakelijk stellen voor het gedrag of de slechte prestaties van hun kinderen.
“Ouders worden steeds kapitalistische en verwender en denken dat ze opvoeding van hun kinderen kunnen afkopen door ervoor te betalen. De mentaliteit is heel erg: De crash moet opvoeden want ik betaal ervoor. Maar zo werkt het niet.”
Ook vind ze dat onderwijs teveel gericht is op het stampen van feitjes.” Er wordt wel geleerd dat veel mensen zijn doodgegaan in de tweede wereld oorlog maar wat is de inhoud daarvan. Wat voor impact heeft dat op de mensen en wat voor impact heeft dat op jou nu?”
In het verlengde daarvan ziet ze in de verwerking van het recente verleden al een vorm van selectief geheugen en gebrek aan contextuele verklaringen waarmee we onszelf alleen maar bang maken. “Bij Pim Fortuyn spreekt niemand nog over de linkse dierenactivist die hem heeft vermoord, maar bij Theo van Gogh wordt
altijd in één adem genoemd de radicale islam genoemd.”
Bovendien geloofd ze dat er in zekere zin een self-fulfilling prophecy achter schuilgaat. Het stigmatiseren van alle Marokkanen heeft vanzelf tot gevolg dat meer Marokkanen zich gaan misdragen. “Ik heb wel eens gedacht: kunnen we niet een positief soort self fullfilling prophecy organiseren. Dat we zeggen: alle mensen zijn aardig voor elkaar, mensen helpen elkaar, mensen dragen bij aan de maatschappij. Waarom zou dat niet werken?”
Ik speur naar een zweem van ironie, maar Santos kijkt mij volkomen serieus aan en ik moet zeggen dat haar enthousiasme en positieve energie een aanstekelijke uitwerking hebben. Met een gerust hart neem ik dan ook afscheid van haar. Als ook de rest van het NEXT college zich met zoveel enthousiasme inzetten voor de verbeteringen van de samenleving dan komt het wel goed met Rotterdam en Nederland.
zondag 25 mei 2008
Kamperen in een Felini zwembad (artikel)
Elk jaar vindt in Milaan de Salone del Mobile plaats, eind april was dat voor de 47ste keer! De verhalen over mediagenieke champagne feestjes met topontwerpers, journalisten en fabrikanten die als baltsende vogels om elkaar heen draaien, zijn bekend. Maar hoe zit dat met de jonge en nog niet 'doorgebroken' ontwerpers die iets willen bereiken? Hoe zien hun ervaringen eruit en bovenal wat zijn hun verwachtingen? Een week kamperen met de deelnemers van het Designersblock in het zwembad Argelati aan de rand van het centrum leert veel over het leven van de beginnende ontwerper: Design verkopen met je voeten in de blubber.
De beroemde 'meubelbeurs' Salone del Mobile, zoals elk jaar gehouden in Milaan, is bij uitstek een beurs voor journalisten: hier verzamelen ze voor een heel jaar materiaal van vormgevers om hun tijdschriften mee te vullen. Om de journalisten te lokken proberen expositieruimtes elkaar af te troeven met gratis drank, bijzondere locaties en lekkere hapjes. "Het gaat erom dat er over je wordt gepraat en dat kun je het beste bewerkstelligen met grote zuip en schranspartijen, de ontwerpen komen soms wel eens op de tweede plaats.", zegt vormgever Lambert Kamps (33) die dit jaar voor de derde keer is afgereisd naar Milaan. Hij presenteert een opblaastent bij het Designersblock in het prachtig jaren zestig zwembad piscina Argelati aan de rand van het centrum. Het zwembad is omzoomd door bruin betegelde flats: een decor dat zo uit een Felini film lijkt te komen. "Drie jaar geleden stonden we met een aantal Nederlanders (waaronder Maarten Baas,red.) in een loods onder vlag Dutch Delta Works, maar ik werd heel moe van dat overdreven gedoe: iedere journalist werd zo'n beetje besprongen en gesmoord in vleierij.", zegt Kamps.
Hij is realistisch over zijn kansen om 'ontdekt' te worden: "als ze iets over je schrijven is het al leuk genoeg'. Bovendien maakt hij dingen die niet erg makkelijk in de markt liggen of in productie te nemen zijn. "En een tent laten zien op een interieurbeurs, is op z'n zachtst gezegd niet zo slim.", merkt hij zelf op.
Maar dit is nu eenmaal het laatste werk dat Kamps heeft gemaakt en hij is er best trots op. Als je dat al ergens wil laten zien dan is Milaan wel de aangewezen plek.
Hij beschouwd het bezoek aan Milaan als een mix tussen werk en vakantie. Dat laatste lijkt vooralsnog goed te lukken. Hij kampeert in zijn eigen tent waar na anderhalve dag regen, alles steeds vochtiger begint te worden. Maar met Bob Marley uit de luisprekers en gratis pizzaslizes uit de oven wordt dit leed ruimschoots gecompenseerd. Een van de organisatoren, Pierce Robberts, hangt tevreden aan de campingbar terwijl hij het terrein overziet. Veel van de ontwerpers die bij het Designersblock aankloppen of die door de organisatoren worden gevaagd zijn nog tamelijk jong en soms net afgestudeerd. Pierce zegt hierover: "Het gaat mij vooral ook om het bewerkstelligen van een omgeving waar mensen iets aan elkaar hebben". Dat sommige ontwerpers nog niet zijn 'gearriveerd' vindt hij geen bezwaar want op deze manier komen ze in contact met andere creatieve geesten en groeien hun ideeën. "Ik wil hier niet alleen affe producten laten zien maar vooral ook het creatieve proces tonen."
Net zoals Maarten Baas de garage in de Milanese wijk Tortona verder ongemoeid liet en zijn meubels presenteerde tussen de blikken motorolie, hebben Rory en Pierce het zwembadcomplex ongemoeid gelaten. Het gras in de perkjes staat tot heuphoogte en tussen de gebroken tegels van de paadjes groeit het onkruid welig. In het zwembad en er omheen staan grote witte koepeltenten waar ontwerpers hun spullen in hebben opgesteld.
"Dit is de stad van de toekomst", zegt de locatiescout van het Designersblock tegen mij,"Als niemand meer z'n hypotheek kan betalen zullen we ons terugtrekken op dit soort vervallen terreinen in de stad en in grote koepeltenten wonen waar iedereen z'n eigen winkeltjes runt en spulletjes verkoopt of wellicht met elkaar uitruilt."
Het is een nogal romantisch beeld van het postapocalyptische tijdperk, toch heerst er in de zwembad community een grote mate van collegialiteit en saamhorigheid. Dit bleek nog maar weer toen Kamps na twee dagen besloot zijn tent te verplaatsen omdat hij nauwelijks bezoekers kreeg. Volgens hem zat hij duidelijk in een 'dode hoek'. De enige alternatieve mogelijkheid was om het gevaarte in het zwembad op te zetten. Met vier andere deelnemers van het Designersblock duwde hij de enorme bol op een karretje waarvan direct een wieltje afbrak. Ze besloten het gevaarte zonder karretje door te rollen tot het zwembad alwaar het in de diepte werd gedumpt. Ik moest er niet aan denken dat de tent er aan het einde van de show ook weer uit moest.
vrijdag 23 mei 2008
Shut up you Bitches
Skelleton zat met drie gebleekte anusjes rond het kampvuur. Ze zaten in het voorgeborgte te wachten op toelating tot het hiernamaals. Er was veel wijn en zelfs champagne van de avondheks, maar geen marshmallows en dat werd gevoeld als een gemis. "Marshmallows roosteren op het kampvuur is zoooo lekker", zei een van de gebleekte anusjes. Skelleton kon het zich nauwelijks voorstellen. Voor zover hij het wist waren marshmallows een soort schuimrubberen bolletjes, die je kon dichtschroeien op het kampvuur. Dat was ongetwijfeld kankerverwekkend en niet bevordelijk als je zat te wachten op toelating tot de eeuwigheid. Skelleton had bovendien in zijn aardse bestaan slechte ervaringen gehad als het aankwam op dingen klaarmaken boven een kampvuur. Hij heeft op het soort school gezeten waar de leerlingen bij bepaalde feestdagen brooddeeg op een stokje boven het kampvuur tot eigen gebakken kadetjes moesten omvormen. Dat vergde een soort fingespitzengefuhl van subtiel draaien en ongeloofelijk veel geduld. Je mocht bovendien het deeg niet te dicht bij het vuur houden, want dan verbrandde het. Aan het einde van het liedje zat de halve klas, behalve sommige meisjes, broodjes weg te kauwen die van buiten waren verbrand en van binnen nog niet eens gaar waren. Fingespitzengefuhl en geduld waren ook voor kinderen van het pre Nintento tijdperk een tikkeltje teveel gevraagd.
"Je voelt je zoveel dichter bij de natuur met zo'n kampvuur", zei een van de gebleekte anusjes.
"Het ruikt hier echt naar Thailand", zei een ander." Dit is net Canada", zei de derde.
Skelleton die nogsteeds aan verkoold brooddeeg op een stokje dacht, keek naar de vuurkorf op zijn gazon en zag hoe zich daaronder een groot zwart gat aan het ontwikkelen was. Als de tuin iets zegt over je persoonlijkheid dan balanceerde Skelleton al enige tijd tussen het asociale en artistieke in. De laatste restjes sociale status zag Skelleton binnen zeer korte tijd in dat zwarte gat verdwijnen. "In het voorgeborgte valt al het aardse van je af, laat het gaan en concentreer je op het hogere", zei een gebleekt anusje ter geruststelling tegen hem. Die woorden voelden zowaar als een bevrijding en Skelleton trok daarop, net als de gebleekte anusjes, maar zijn broek uit en zong uit volle borst mee met de kampvuurliederen die ook zonder gitaar afschuwelijk klonken. Dit ging zo een tijdje door totdat er plotseling een rechthoek oplichte in de duisternis. Daar woonden de Amerikanen, zo wisten alle wachtenden in het voorgeborgte. "De Amerikanen bewaken de poorten van de hemel", flusiterde Skelleton en de gebleekte anusjes knikten terwijl ze verwachtingsvol omhoog keken. Een raam ging open en in het gele licht verscheen een engel. Haar gouden haren waaiden op en glansde in het licht dat over haar schouders golfde. Haar gezicht gloeide in het duister. De harten klopten in de kelen van Skelleton en de gebleekte anusjes. Het voorgeborgte is leuk, maar uiteindelijk niets meer dan een wachtkamer voor de zaligheid. De engel opende haar mond, iedereen verging van de zenuwen. Toen scheurde een kreet door de duisternis:"Shut up you bitches, or I'll call the cops."
donderdag 22 mei 2008
Een sprookje op wieltjes (aflsag1)
ps:Gezien de aanhoudendheid in de vorm van een drietal mailtjes en een smsje lijkt diegene die zich herkend in dit verhaal, het hoog op te nemen. Voor zover ik weet is mijn moeder de enige dit deze blog leest, maar ik zou diegene die zich in Pompoenpitje, kaneeltje en Bonenkruid herkennen willen adviseren om sprookjes niet al te serieus te nemen. Als er al een waarheid in schuil gaat, dan kan die ter harte genomen worden.
Pompoenpitje woonde in een heel klein stadje op het aller noordelijkste puntje van het land. Zijn huisje stond tussen andere huisjes op een pleintje met fontein. In dit huisje woonde Pompoenpitje lange tijd samen met zijn vriendin Bonenkruid. Totdat hij enkele jaren geleden toch begon te twijfelen. Hij twijfelde zo erg dat het huisje op de rand van het land soms ineenkromp en nog veel kleiner werd. Dan werd het zelfs te klein voor Bonenkruid en Pompoenpitje om samen in te wonen. Maar al snel ontspande het huisje zich weer en weken de muren naar achteren zodat er weer ruimte genoeg was. Dan kon het ook heel gezellig zijn tussen Pompoenpitje en Bonenkruid. Toch kromp het huisje steeds vaker ineen. Pompoenpitje vluchtte dan vaak de straat op, om lucht te krijgen. Tijdens een van deze ‘wandelingen’ kwam hij Kaneeltje tegen. En op Kaneeltje werd Pompoenpitje verliefd. Daar was Bonenkruid natuurlijk niet zo blij mee en dus verliet zij stampvoetend het huisje, stampvoetend zoals alleen Bonenkruid dat kan. Inmiddels is Kaneeltje ‘in zekere zin’ de vriendin van Pompoenpitje geworden, al woont ze niet bij hem in huis. Ze vindt het huis veel te klein, ook al heeft Pompoenpitje haar al honderd keer uitgelegd dat het een kwestie van ontspannen is. ‘Als je je ontspant wordt het huis vanzelf een stuk groter, ik spreek uit eigen ervaring’, zegt hij dan tegen haar. Maar Kaneeltje is koppig en wil er niets van weten. Sterker nog; soms zegt Kaneeltje ineens dat ze helemaal niet bij Pompoenpitje wil zijn. Dit vindt Pompoenpitje natuurlijk niet zo leuk. Hij wordt er zelfs een beetje verdrietig van, want Kaneeltje is de vrouw van zijn leven. Toch lijkt dit niet tot Kaneeltje door te dringen, daar is ze namelijk veel te druk voor. Te druk met details die om haar heen fladderen als een zwerm nachtvlinders in een koplamp. Soms drijft haar dit tot waanzin. Op zulke momenten verlangd Pompoenpitje nog wel eens naar Bonenkruid met wie hij wel vaak ruzie had, maar met wie hij het net zo vaak weer goed kon maken. ‘Er is niets zo heerlijk als het bijleggen van een ruzie’, placht Pompoenpitje te zeggen. Maar Kaneeltje weet niet hoe dat moet, in plaats van bijleggen waait ze weg met de wind. Ze komt dan na een paar dagen weer terug en doet net alsof er niets aan de hand is. Waar Bonenkruid als de beste kon stampvoeten, daar kan Kaneeltje als de beste doen alsof er niets aan de hand is. Als er niets uitgesproken wordt dan bestaat het ook niet, houdt Kaneeltje zich voor. Maar tegelijkertijd weet ze dat die dingen diep in haar gaan schimmelen en uiteindelijk weer tot een uitbarsting zullen leiden. Niet opgeloste problemen zijn als een koortslip die telkens weer de kop opsteekt. Pompoenpitje heeft inmiddels een hele snelle sportauto gekocht van een obscuur Japans merk. Maar dat staat hier helemaal buiten volgens Pompoenpitje. ‘Ik ben al jaren een groot liefhebber van alles wat uit Japan komt', voert hij ter verdediging aan. Toch hoopt hij stiekem dat de Japanse cultuur ook Kaneeltje goed zal doen en dus gaan er samen mee op vakantie.”Misschien wel de Pyreneeën over.”
woensdag 21 mei 2008
De stille revolutie
Mijn huisgenoot, de geliefde G, ook wel aangeduid als G-Gevaara of de andere helft van de samenleving zit per week gemiddeld zo’n acht uur in de trein. Waarom ze dat precies doet weet ik niet, maar ik heb het vermoeden dat ze bezig is een revolutie te ontketenen. Of laten we zeggen, ze heeft er één in voorbereiding. Al jaren eigenlijk.
Revoluties vergen veel voorbereiding en een juiste timing. Die timing is erg lastig, want het is vooral van belang enige enthousiaste omstanders mee te krijgen. Anders kom je met een strijdkreet uit de bosjes tevoorschijn zonder dat iemand je volgt. Dan sta je dus mooi in je spreekwoordelijke revolutionaire onderbroek. Nee, een goede voorbereiding is het halve werk en dus veel in de trein zitten, naar het noorden des lands, dat is ook belangrijk. Het probleem is nu dat G-Gevaara ook mij de trein in wil hebben, als deel van haar revolutionaire plan, zo lijkt het. Ze heeft een vacature ontdekt in Utrecht voor drie dagen in de week. De revolutie begint zich ook reeds in mij te nestellen; er is een sollicitatiebrief op komst.
zaterdag 17 mei 2008
Normaal Respect
In het openingsartikel van de Volkskrant vrijdag 16 mei wordt gesproken over het nieuwe boek van Volkskrant journalist Xander van Uffelen, Het grote graaien.
In dat boek tonen topbestuurders als Jeroen van der Veer (Shell) en Ad Scheepbouwer van telefoonbedrijf KPN, zich verongelijkt, enigszins bedreigt, en gediscrimineerd. Jeroen van der Veer die afgelopen jaar 9,3 miljoen euro verdiende zegt:”wij zijn normale mensen die ook normaal respect verdienen.”
Met wij bedoelt de topman van Shell, andere directeuren of CEO’s, die jaarlijks ook miljoenen opstrijken. Hij zegt dus eigenlijk dat ondanks die miljoenen hij ook mens is gebleven. Mens en miljonair, zeg maar. Dat klopt natuurlijk ook. Niets menselijker dan zelfverrijking. Hij vraagt zich ook af waarom er nooit over de salarissen van topvoetballers gepraat wordt en wel over de salarissen van CEO’s. Zou hij zich ook afvragen waarom politici wel ter verantwoording worden geroepen over hun uitspraken en de schrijver niet voor de uitspraken van een romanpersonage. Uitspraken zijn immers uitspraken, net zoals salarissen salarissen zijn, ongeahcte het podium waarop je staat. Is dat de wereld Van der Veer? Het is niet erg waarschijnlijk.
Hij speelt waarschijnlijk een rol, de rol van de gebeten hond (een hond met 9,3 miljoen als jaarsalaris). Ze (de topdogs van het bedrijfsleven) houden zich van de domme.
Zo zegt Ad Scheepbouwer doodleuk in hetzelfde boek: “Door alle ophef zullen bedrijven minder activiteiten in Nederland gaan ontwikkelen en zal talent wegtrekken.”
Ik denk dat hij ongelijk heeft. In 2004 werkte ik mee aan de research voor een documentaire over de graaicultuur, http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/17559919/: “Topmanagers van beursgenoteerde multinationals 'are having a rotten time' (The Economist). Naast de aandacht van justitie, media en beleggers voor de fraudezaken, zijn de beurskoersen gekelderd en ook het publieke geweeklaag over bonussen en topsalarissen houdt maar niet op.”
Hieruit bleek ondermeer dat het kapitalisme in een fase is beland waarin je alleen kan overleven wanneer de regels zo nu en dan worden overtreden. Met name de bonusregelingen, die bestuurders aanmoedigen meer risico’s te nemen werkt het ‘overtreden’ van ‘regels’ in de hand. Wat dat betreft is het huidige systeem dus enigszins kannibalistisch. Cees Verhoeven liep indertijd op tegen zijn belofte van een jaarlijks groeipercentage dat hij helemaal niet kon waarmaken, vervolgens begint het bluffen schmieren en liegen. Daar is overigens Van der Veers voorganger ook door ontslagen. Economie draait om vertrouwen en bestuurders die gruwelijk veel verdienen wekken wantrouwen bij de consument. Scheepsbouwer en Van der Veer vergeten dat ze inmiddels in een traditie staan van CEO’s die voor de rechter hebben moeten verantwoorden, waarom zouden zij anders zijn?, vraagt de consument zich af. Dat is een terechte vraag. Maar veel belangrijker is dat je met een vlucht naar het buitenland het vertrouwen in je bedrijf helemaal niet vergroot. Het ziet eruit als vluchten. Ten slotte kun je je sterk afvragen in hoeverre het buiten Nederland een paradijs is voor de boards of directors. Cees van de Hoeven was in de VS achter de tralies beland, terwijl hij hier zijn schuld kon afkopen met vijf miljoen euro.
woensdag 14 mei 2008
Dutroux II
Jeff koons exposeert met drie beelden op het dak van de MET. Geen ideale locatie om beelden te laten zien. Ze verliezen alle impact door de wijdse omgeving en de skyline, schrijft Freek Staps in het NRC-Handelsblad. “Het bedrijf Koons” maakt decoratieve kunst, zoveel is duidelijk. De NYT spreekt zelfs over een paard van troje dat onschuldig lijkt, maar stiekem een extra lading naar binnen smokkelt. Zo staat het 'ballonhondjes' van drie meter strak van de seksule lading, aldus de times. Als er echter al sprake is van een lading dan is dat vooral de banaliteit die de postmodernist Koons in zijn latere werk onophoudelijk tentoonspeidt. Hij is van de generatie zie besloot dat er geen boodschap meer hoefde te schuilen in kunst.
Enige jaren geleden zag ik de film A Goddess of 1967, over een bemiddelde Japanse jongeling die naar Australië afreist om daar zijn droomauto te kopen. Hij wordt echter opgezogen in de familie geschiedenis van een meisje die hem de auto aanbied, voor niets, als hij vijf dagen met haar en de auto op pad gaat. Toen ik over het drama in Oostenrijk las, dacht ik direct aan deze film. De overenekomsten zijn namelijk verbluffend. Ook daar een avder in ene grot die een aantal kinderen heeft verwekt bij zijn dochter (waarvan het genoemde meisje met de Japanner, er een van is).
De media maakten vooral vergelijkingen met Dutroux. Media die verwijzen naar verhalen die voortkomen uit diezelfde media, is een media die moet worden gewantrouwd. Die beginnen dan namelijk te lijken op postmoderne kunstenaars als Jeff Koons. Want door Josef Fritzl een tweede Dutroux te noemen maak je van hem niet meer dan een opgeblazen balonhondje. Een vergelijk met bovengenoemde film zou wat mij betreft veel releavnter zijn geweest. Ook daar hield een vader zijn dochter gevangen waar hij een aantal kinderen bij had verwekt. Het was een boeiende film waarbij 'het monster' begrijpelijk werd gemaakt. En alleen als we het monster kunnen begrijpen , kunnen we ook het monster in onszelf herkennen.
De rol van kunst zou dus kunnen zijn om het ondenkbare denkbaar te maken. Juist door er een goed verhaal over te vertellen komt een gebeurtenis zoals dat in Amstteten heeft plaatsgevonden angstaanjagend dichtbij. Door kunst banaler te maken dan de werkelijkheid, zoals Jeff Koons dat doet, verliest het juist ieder kritisch vermogen.
donderdag 8 mei 2008
Schuddegeest, Belevenissen uit een Haags Hofje
Een serie in tien delen over de bewoners van een Haags Hofje
Aflevering 1:
Paul de la Framboise, Klitty van Voren en Simon Kreukelaar zitten op de stoep van hun huisjes in het Hofje Schuddegeest, dat s’zomers wel op een camping lijkt.
Paul: “Maurice is weer terug naar Thailand maar hij heeft heel veel vloeibare viagra achtergelaten. Ik ga binnenkort maar eens wat mensen uitnodigen”,Paul neemt een slok van zijn witte wijn, dat gevolgt wordt door een grote boer (dit doe hij om een mannelijker imago te krijgen).
Simon geeft hem gelijk: “Als je een grote hoeveelheid vloeibare viagra in huis hebt is het tijd voor een feestje. “
Klitty steekt nog maar eens een sigaret op en neemt een slok van haar witte wijn. Ze ziet er moe uit.
Simon: “Was Olivia vandaag boos?”
Klitty:“Nee, ze is zo hieper door het mooie weer denk ik, ze vergeet gewoon te eten, het is alleen maar verhaaltjes vertellen, het duurt echt eindeloos, op een gegeven moment is het afgelopen, anders heb ik morgen weer hetzelfde liedje.”
Paul:“ Kinderen, ik zal er nooit aan beginnen” (Paul weet dat Simon er niet op zit te wachten. Of beter geformuleerd: hij wil er niet over nadenken, het zo lang mogelijk uitstellen. Maar zijn vriendin wil binnen niet al te lange tijd nakomelingen werpen, wat natuurlijk weer een mooie aflevring opleverd in de schuddegeest soap).
Simon:” waar moet je heen volgende week? “
Klitty:” Singapore”
Simon:” Ah kan je daar vloeibare viagra voor me meenemen?”
Paul:”Nee joh, ik heb genoeg, wil je dat proberen dan?”
Klitty:" Voor alles wat ook maar lijkt op drugs ga je tien jaar de bak in"
Simon:”Doe dan maar een flesje aqua di parma, dat is ook goed voor mijn porno imago."
Paul:“Maurice zat op de chat, hij was een verwijfde monnik tegen gekomen die seks met hem wilde.”
Simon:“Ik wil geloof ik ook met maurice op de chat, dat lijkt me een hele belevenis”
Joke komt aangefietst
Paul: “mooi he Joke die bloemen?”
Joke:“ja prachtig, hebben jullie die in het tuincentrum gehaald?”
Paul:“ja”
Joke:"Een soort begonias eigenlijk, wat kostte die?”
Paul:“Acht euro”
Joke: “Acht euro?!allemachtig, dat meen je niet, dat is wel 17 guledens, weet je dat, nou ik ga naar mijn eige tentju in Schevingen die verkoopt ze voor drie.”
Paul:“guldens bestaan niet meer Joke”
Joke: “nee maar als je de euros omrekent wel, alles is duurder geworden wist je dat?”
Ribstof en grote mand
Maandag ben ik in het kader van de lente met Peter de buurjongen, naar het tuincentrum De Bosrand gereden om wat planten kopen. Ik zie mezelf niet als iemand die makkelijk zwicht voor sociale druk, maar als je in een hofje woont wordt er toch van je verwacht dat je iets doet met de tuin. Als je iets wil met je tuin dan moet je dus naar een tuincentrum zo was mijn overtuiging. In De Bosrand botste Peter bijna tegen Maxima op die in de weer was met een enorme mand waarvan ik me hardop afvroeg wat je daar nou mee moest, met zo’n mand. Alleen Amalia kon hier om lachen. Moeder en dochetr waren lekker aan het winkelen. Anders komt dat kind er natuurlijk ook nooit uit.
Ook de bewaking was natuurlijk aanwezig en keek op gepaste afstand toe hoe Maxima met haar mand in de weer was. Het waren kleine kale mannetjes met bijzonder slecht zittende ribstof jasjes aan. Zo’n grote jas die tot ver over de heupen hangt en dan van die grote zakken erop genaaid.
Ben je eindelijk bewaker en dan mag je nog niet in Armani lopen met een interessant oortje in. Dat zou voor mij althans de overweging zijn om Maxima te verdedigen. De glamour en glitter van het geheel. Maar ook de slecht zittende ribjasjes waren ongetwijfeld niet per ongeluk aangetrokken. Sterker nog ze leken in hun uniforme lelijkheid uitgezocht, alsof dat dan niet opvalt. Later scheurde ze in haar bordeauxrode SUV keihard door het rode licht. Misschien wel om die ribstof bewakers af te schudden.
dinsdag 6 mei 2008
Ruimte voor Rituelen
“Dit jaar zijn de hekken anders opgesteld, als u erlangs wilt moet u omrijden.” Een jonge verpleegster probeert een rolstoel tussen het hek en de gevel van een kantoorpand te drukken. Tevergeefs. Iemand die zich bezig houdt met het in goede banen lijden van de dodenherdenking, versperd haar de weg. Zou hij wel zien dat het oude vrouwtje in de rolstoel een onderscheiding draagt? Als een slagwapen draagt ze een bos anjers voor zich uit. Om haar andere hand heeft ze een gigantische skihandschoen gestoken. Visioenen van wat zich daaronder kan bevinden flitsen door mijn hoofd. Want voor de kou kan het in elk geval niet bedoeld zijn. Ze wil graag de bloemen bij het monument leggen maar 'de man die de regels ook niet bedacht heeft’, is onverbiddelijk. Dan moeten we stil zijn.
Ik heb het altijd lastig gevonden; dodenherdenking. Er zijn zoveel doden te herdenken, zoveel groepen van doden. Zoveel nieuwe doden ook. Van kersverse oorlogen in Irak en Afghanistan, waar de laatste soldaat nog niet gesneuveld is. Terwijl ik mij afvraag hoe anderen hiermee omgaan begin ik om mij heen te kijken. Dat had ik beter niet kunnen doen. Mijn blik valt op een hele dikke mevrouw met paars haar en een roze legging. Ze leunt op een rollator en haar legging zit met moeite om haar hoog opzwellende buik gesjord. Het is van deze afstand moeilijk te zien wat ze denkt. Ik probeer ergens anders naar te kijken, naar het monument bijvoorbeeld, maar dat staat om de hoek. Een kantoorgebouw versperd het zicht.
Door de nieuwe opstelling van de dwanghekken is de toch al kleine ruimte nog kleiner geworden. Eigenlijk is er geen sprake meer van een plein, maar van een (rituele)rest ruimte. Kroegen hebben de helft van het plein in beslag genomen door het plaatsen van houten staketsels en doorzichtige plexiglasplaten waarachter het terrasvolk windvrij kan drinken.
Het terras van big ben moest tijdelijk ontruimt worden om hier het harmonie orkest een plek te geven. Maar aan de andere kant markeert een gevaarlijk grijnzende gorilla van polyester duidelijk dat de macht van de horeca slechts tijdelijk is opgeschort.
De heren die zojuist snackbar Hazebaz zijn uit komen lopen nippen contemplatief aan hun glaasjes bier. Maar iedereen is stil en staat stil. Ik kijk omhoog en zie hoe een vogel door de lucht buitelt en achter een gevelreclame van het kantoor aan de overkant verdwijnt. Absurde beesten, eigenlijk, Vogels. Ze wonen in de stad, maar gaan gewoon hun eigen gang, doden herdenking of niet. Ik zie dat het vrouwtje met de skihandschoen inmiddels naar de andere kant is gerold. Maar ook daar mag zie niet verder om haar bloemen te leggen. Eerst mag burgemeester Opstelten. Ik heb honger gekregen en besluit halverwege het krans leggen opzoek te gaan naar iets te eten. Ik besluit op Japanse noodles, of is dat niet helemaal het correcte voedsel op dit moment?
Als ik terugkom zie ik dat de laatste koperblazers volgens protocol weg marcheren en dat daarachter het defilé onder leiding van Opstelten in slordige groepjes de coolsingel over schuift. Er is geen politie aanwezig om de auto’s tegen te houden. Ook de andere aanwezigen die eerst nog op een kluitje rondom het eilandje met bronzen beelden hebben gestaan, vallen uit elkaar. Verspreiden zich over de rest van de stad. Ik zie hoe de laatste laadwagens met dranghekken wegrijden, op hun dak flikkeren oranje zwaailichten. De eerste jongeren stromen vanaf de coolsingel het stadhuisplein op. Er is geen hek meer die ze tegen houdt. De kransen liggen er nog wel maar ik betwijfel of iedereen weet waar dat voor is.
Het plaatsen en wegnemen van de hekken is misschien wel een belangrijkere rituele handeling dan het leggen van kransen. De hekken transformeerden het plein tijdelijk in een rituele ruimte waar een oude mevrouw juist op dat moment om twee minuten voor acht haar bloemen wilde neerleggen. Daarvoor en er na, als het veel makkelijker is om een bos bloemen neer te leggen, heeft het geen betekenis.
zondag 4 mei 2008
Sex and the city
Het moderne functionalisme is voor de stad wat carrière planning is voor de vrouw. Terwijl de moderne utopisten op rationele gronden de stad voor de mens van morgen wilden maken, wil de vrouw op rationele gronden haar leven inrichten om op die manier zo goed mogelijk de noodzakelijkheid van het baren in banen te leiden. Net zoals je de stad slechts deels kunt plannen, maar grotendeels onnavolgbare sociale processen in zich draagt, zo kan de vrouw ook haar leven deels plannen totdat de hormonale tijdbom afgaat, al is die ook steeds makkelijker in een rooster te vatten. Zeker als de vrouw niet zwanger kan worden en vervolgens met allerlei kunstgrepen alsnog zwanger gemaakt moet worden.
Misschien is dat uiteindelijk wel de toekomst voor het bevruchtingsproces, zeker als de vrouw volwaardig wil participeren op de arbeidsmarkt. Dan krijgen we functiescheiding tot in de slaapkamer, waar seks en kinderen krijgen compleet verschillende dingen worden. Het is dan nog maar een kleine stap naar het klinisch en reproduceren van mensen waar in een handomdraai genetische defecten kunnen worden verwijderd. De mens van de toekomst is een postseksuele mens. Als het ooit nog zo ver mag komen dan wordt de functionele stad misschien toch nog een onverwacht succes.
Maar ik ben bang dat de wereld niet zonder een vorm van irrationaliteit kan. Als er niks meer valt te plannen of in banen is te leiden, als er kortom geen orde meer hoeft worden aangebracht in de chaos dan zal de mens waarschijnlijk het omgekeerde gaan doen en proberen chaos aan te brengen in de orde.
zaterdag 3 mei 2008
Schuddegeest
Op de hoek van het hofje waar ik woon, woont een dame die sinds de dood van haar man (een paar maanden geleden) in diepgaande gesprekken met haar katten verzeild is geraakt. Maar ook met de katten van de rest van de buurt. Ze zegt dat ze mooi zijn en lief. Maar tegen mij doet ze vrij nors. Als ik bijvoorbeeld door het hofje fiets en ze ziet me hoor ik altijd haar schelle stem dat fietsen verboden is (dat geldt ook voor huisdieren, maar dit terzijde). Een keer kwam ze op me afgelopen terwijl ze heel vrolijk “haaaaloooo lievered” riep. Ik wist even niet wat ik hierop moest zeggen. Toen zag ik haar blik al naar beneden afdalen, langs mijn schoenen schoot net een zwart witte poes weg. Deze vrouw heeft mij wel eens gevraagt om een zwaar matras uit haar woning naar beneden te dragen. Ze verkeerede in de veronderstelling dat ik sterk ben. Ze wist nog niet hoe laat de auto zou komen en zou daar dus nog even over aanbellen later die dag. Omdat ik een vaag vermoeden had om wines matras het ging, was ik best blij dat ze dit uiteindelijk nooit heeft gedaan.
vrijdag 2 mei 2008
Disaster Art
De kunstenaar is een maatschappelijke zorgenkindje, zijn rol in de samenleving is moeilijk te definiëren. Want wat hebben we aan iemand die kunst maakt zonder geld in het laatje te brengen. Het is de bekende eendimensionale meetlat waar vandaag de dag vaker mee gemeten wordt. De vormgever Jurgen Bey vertelde mij vorig jaar in een interview dat hij eens een tafel had gemaakt voor de bajesboot. Toen er brand was uitgebroken op dat ding mocht ineens niets brandbaars meer aan boord. Het is de bekende ‘disaster driven’ manier van reageren op werkelijkheid. De tafel moest van metaal worden, terwijl daar weer allerlei andere nadelen aan kleven. Zo beweerde Plasterk tijden een debat vorige maand dat kunstenaars die niet aan de bak kwamen dan maar koeien moesten gaan schilderen, dat verkoopt altijd goed. Dat er nadelen kleven aan het uitsluitend schilderen van koeien schijnt Plasterk niet te zien. Misschien zou hij nog met een variatie tip komen als je hem erop aan zou spreken. Hij zou wellicht molens kunnen noemen of tulpenvelden. Blozende Zeeuws meisjes zouden ongetwijfeld ook zijn goedkeuring kunnen wegdragen. Misschien moet Plasterk een galerie inrichten met kunst die goed in de markt ligt en kunst die het minder goed doet. Kunstenaars kunnen dus het goed voorbeeld volgen of dat niet doen en dan is het dus ook hun eigen fout. eerlijk gezgedt valt me deze opmerking behoorlijk tegen van een minister van cultuur, maar VVD kamerlid Han ten Broeke ging zo mogelijk nog verder. Hij noemde als lichtende voorbeelden van zichzelf bedruipende kunstenaars (geen grap) Beatrix en Jeroen Krabbé. (bron: NRC 30 april)
donderdag 1 mei 2008
Mestkar
Toen ik van middag naar de stad fietste passeerde ik bij toeval het plein achter de Hoge Raad. Op het pleintje voor de ingang van het nieuwbouwgedeelte stond een dampende kar met stromest. Voor de rest niets. Geen spandoeken die te kennen gaven dat het hier om een protest ging, maar gewoon een oude kar flink gevuld met nog na dampende mest. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Of had dit iets met Koninginnedag te maken? In dat geval moest het haast wel een vorm van folklore zijn. Zoiets als ‘de kar met mest op het plein zetten’. De zin of betekenis ervan ontging me een beetje en dat doet dan weer vermoeden dat het om een kunstwerk gaat. Want het fascineerde wel zo’n typisch plattelandsspektakel als dampende mest middenin de stad. Was het een manier om de mestproblematiek onder de aandacht te brengen? Waar zou zo’n kar vandaan komen? Die hang je ook niet even achter je Porsche Cayenne, Daar heb je echt een tractor voor nodig. Het deed me wel wat die kar met mest, het was letterlijk een verademing om eens eens wat dampende mest te zien in plaats van dampende SUV's die normaal het straatbeeld domineren.
Abonneren op:
Posts (Atom)