Thijs Lijster schrijft op de Correspondent over de sociale druk op de totaalmens.
“De vaardigheden die de arbeider leert en geleerd heeft buiten zijn werkzame leven – denk aan sociale, emotionele en communicatieve vaardigheden, maar bijvoorbeeld ook algemene kennis, creatieve vermogens en cultureel kapitaal – worden steeds belangrijker. Om een goede werknemer te zijn is spierkracht niet meer voldoende; de Totaalmens wordt geacht een personality te zijn, iemand die niet alleen hard werkt, maar ook out of the box kan denken, goed met mensen kan omgaan, betrouwbaar en zeker overkomt.”
Ik vraag me echt af of dit zo is. Menig bouwvakker voelt zich allicht een personality, maar dat komt eerder doordat hij vrouwen nafluit dan dat hij als totaal mens wordt gezien. Ik ken voorbeelden van bouwvakkers die wel eens out of the box hebben gedacht, maar die werden terug gevloten door de opzichter. ‘We voeren gewoon uit wat op de tekening staat, hoe slim jouw idee ook is.’ Dat komt vaker voor dan ene bouwvakker die loodgieter vraagt om even slim mee te denken. Was het maar waar.
Nog een citaat:
“Het probleem is dat we ons überhaupt steeds minder een ‘buiten’ kunnen voorstellen voorbij de economische productie; er is geen transgressie en taboe meer, verveling noch nutteloosheid. Van de vrije tijd gaat al een even zo'n grote dwang uit als van de werkvloer, getuige de vele artikelen over de boeken die je gelezen, de plaatsen die je bezocht, en de series die je gezien moet hebben.”
Het bezingen van de gestandaardiseerde arbeidsomstandigheden waarbij iedereen zijn plek heeft (Fordisme) is volgens mij een vorm van nostalgie. Bovendien is dat door elkaar lopen van het prive domein en het werkdomein ook niet exclusief voor de westerse consumptie maatschappij. In Afrika is het ook heel gebruikelijk. Eigenlijk is Afrika in die zin altijd al postmodern en post-Fordistisch geweest. Het is dus maar de vraag naar welk ideaal beeld Lijster precies verwijst als hij een buiten zoekt. Syrische asielzoekers hebben iedere dag zondag, hoorde ik vandaag. Dat wil zeggen dat ze er voortdurend buiten staan. Ze vervelen zich kapot en de vraag is dan of je wel op jezelf kan reflecteren. Volgens Lijster wel. Ik vraag me of er wel een 'buiten de economie ' bestaat waar hij het over heeft. Ik vraag me ook af of het wenselijk is.