Vandaag trof ik op internet: ‘De Heele wereld
rond’, een boek met observaties van over de hele wereld gepubliceerd door het
Groningse Noordhof-Smit in 1883. De auteur J. J. A. Goeverneur komt ook in Batavia
en hij meldt direct dat het erg tegenvalt.
‘De eerste kennismaking met de hoofdstad van
Nederlandsch-Indiƫ is ons wel wat tegengevallen. Weinig levendigheid op de
reede, en binnen de stad zelve gemis van dat gewoel in de straten en op de
pleinen, waardoor de Europeesche handelsplaatsen zich onderscheiden.’
Wat blijkt nou: iedereen is naar de buitenwijken
verhuist omdat er jaren geleden grote problemen waren met ziektes die
schijnbaar werden veroorzaakt door het slijk van grachten. De grachten zijn
tegen deze tijd allang gedempt maar de slechte naam speelt de binnenstad van Batavia
nog steeds parten. Ook toen al werden de buitenwijken als grootste euvel voor
de teloorgang van stedelijkheid gezien.
Want ooit moet Batavia prachtig zijn geweest. Dit schrijft J. J. A. Goeverneur
erover:
‘Oudtijds was de stad door zestien grachten in
regelmatige blokken verdeeld. Die grachten liepen uit in de Tjiliwong en hadden
ook met andere riviertjes gemeenschap, zoodat zij steeds van versch water
voorzien waren. Sommige er van, zooals de Tijgergracht vooral, waren prachtig;
en de bewoners konden zich ’s avonds, als zij op hunne hooge stoepen of
gemetselde banken zaten, verbeelden, dat zij te Amsterdam waren. Batavia stond
toen hoog in aanzien; op het kasteel hield de Gouverneur-generaal zijn
verblijf, en alle hooggeplaatste ambtenaren woonden er. Het werd dan ook
meermalen de «Koningin van het Oosten» genoemd. Daarbij was de stad door
stevige vestingwerken omgeven, om haar tegen vijandelijke aanvallen te dekken.’