Vandaag had ik lunch met een vriend uit Boston en zijn zus
die bij de international criminal court werkt op de afdeling victim assistance. Mijn vriend werkte tot voor kort
bij een belangrijk advocatenkantoor in New York. We hebben tijdens de lunch
uitgerekend dat hij zo’n 3700 dollar per dag verdiende voor zijn baas. Daarna
hebben we het gehad over de vraag of hij uiteindelijk voor het kwaad werkte. Een
boeiende vraag. Hij verdedigde zich door te stellen dat het kwaad zich aan het
ene uiterste van een continuüm bevindt en het advocatenkantoor aan het andere
uiterste, ze zijn wel met elkaar verbonden maar de advocatuur is niet zelf de
duivel. Omgekeerd was zijn zus er ook niet van overtuigd dat hetgeen zij deed,
opkomen voor internationale slachtoffers per se goed is. Niemand schijnt het
namelijk echt te interesseren wat de slachtoffers echt vinden. Ze worden als
groep gerepresenteerd en wat zij willen, of wie zij zijn, is de uitkomst van een proces dat gemanaged
wordt door de international criminal court. Om hen te helpen moet je van mensen eerst slachtoffers maken in de juridische betekenis, dat wil zeggen dat ze door een hele set van
procedures moeten om ze die nieuwe identiteit te geven. De zus van vriend was er niet helemaal zeker van of het uiteindelijke doel, meer gerechtigheid in deze wereld daadwerkelijk gehaald wordt. Vanuit een bepaalde optiek zijn de slachtoffers alleen maar een vehikel voor advocaten die carrière willen maken binnen het
international court of justice. De vraag is dan alleen op welk deel van het continuuum je zit en of een systeem ook in zichzelf goed kan zijn terwijl de mensen die erin zitten handelen uit eigen belang.