vrijdag 10 juni 2011

Openbare Ruimte

1. Er zijn allemaal nieuwe borden in de stad Groningen. Op een bord in het park staat te lezen ´stadsgroen´. In de stad op een pleintje zag ik een bord waarop allemaal poppetjes waren getekend en pijlen. Dat betekent dat je er kan samenscholen, denk ik. De vraag is vervolgens of je er ook mag haat zaaien. dat is het probleem met borden en wetgeving. het ene bord lokt het andere uit. Wie het vanzelfsprekende benoemd begeeft zich op een gevaarlijk hellend vlak. 


2. ' Deze drop is allemaal zoet', zegt de eigenaresse van Droppie, een drop speciaalzaak in Groningen.
´maar er staat zout op het dropje geschreven´, werp ik tegen.
´ja deze drop komt uit Belgie, daar weten ze niet wat zout is.´


3. Het mollige meisje, of toch al wel een vrouw, was aan het studeren, zo leek het. Opgetut en wel, liet ze haar pen over een stapel papieren vliegen. Ze had net parfum achter haar oren gedaan, had ik gezien.  Haar donkerblonde haren waren in een staart gedaan, of staartjes. Ze kon er echter niet vanaf blijven, haar eigen haren interesseerde haar meer dan de papieren op haar tafeltje. de elastiekjes gingen los.  De haren zagen er gewassen uit. Telkens als ze haar hand erdoor haalde, keek ik op. Dat kwam omdat ze een armband droeg die klonk als een kattebelletje. Ik wilde niet opkijken, maar ik moest wel. We zaten in de stilte coupe.