maandag 9 maart 2009

yp21.citroen cake in een andere verpakking


Een zwaan kan nogal dreigend zijn, zeker als deze met open geslagen vleugels op je afkomt. Ik zie het gebeuren. Terwijl ik met de leenhond een wandeling maak langs de Nooddorpse landingsbaan komt ineens die zwaan het water uitsuifen.
Hij heeft het gemunt op een jonge man die met een kinderwagen aan het wandelen is. Hij draagt een sportieve beige afritsbroek, een grijze fleece trui en bergschoenen. Instinctmatig maakt hij een huppeltje en duwt de kinderwagen iets sneller voor zich uit over het grevelpad dat langs de met gras begroeide oever loopt. Dat gras is overigens bezaaid met harde en iets minder harde hondendrollen. Blijkbaar is niet iedereen in de weer met diepvrieszakjes, zoals ik. Ik kom langs bij de locatie waar prehistorische mensen zijn opgegraven in Ypenburg. Gele paaltjes markeren de contouren van hun huis en van hun hoofden zijn 'natuurgetrouwe' afgietsels gemaakt. De hoofden zijn op betonnen pilaren geplaatst en zijn zo gedraaid dat ze vol blijdschap naar de apartemententorens van Ypenburg lijken te kijken. De betonnen pilaren zijn in dezelfde kleur geel geschilderd als de houten palen van het huis. Een eindje verderop liggen bomstammen van 5000 jaar oud. In één van de boomstammen is een zitting gezaagd zodat deze dienst kan doen als bankje. Hier doet de hond haar behoefte en ik pak één van de diepvrieszakjes tevoorschijn om mij te kwijten van mijn nederige taak. Op de Oude Kustlijn sla ik rechtsaf richting Un Alegra voor een kopje koffie.
Tot mijn verrassing tref ik Ivon en haar zus, die tijdelijk uit haar scootmobiel is gestapt. Ik leg mijn boodschappen van de Plusmarkt in het doorzichtige plastic zakje tijdelijk op de bar en bestel een espresso. ‘Oh die cake is heel lekker, die heb ik ook in huis’, zegt Ivon die naar mijn boodschappen wijst. Maar volgens haar zus heeft ze een citroen cake in een andere verpakking. De dames bekvechten hier nog even over door en dan vraagt Ivon me naar de vorderingen van mijn werk hier in Ypenburg. Ik zeg dat het goed gaat en dat ik al aardig wat mensen heb gesproken over vroeger. Ivon’s zus vertelt dat haar man nog bij de oude fokker fabriek heeft gewerkt en daar graag over verteld. Ik krijg haar telefoonnummer. Ivon vraagt of ik nog iets leuks gedaan heb dit weekend en ik zeg haar dat ik in Delft ben geweest en op de snuffelbeurs van Rijswijk. ‘Delft is eigenlijk best gezellig op zaterdag.’
‘dat klopt ja, maar ik zou er voor geen goud willen wonen.’, zegt Ivon. Ik vrag haar waarom niet.
‘omdat ik een Hagenees ben, hier wonen al mijn oude buren uit het Laakkwartier.
Ivon's zus is ondertussen alweer in haar scootmobiel buiten gaan zitten. Het miezert zachtjes. Ivon maakt echter nog geen aanstalten om naar buiten te gaan. Ze laat haar zus wachten totdat Frans, de uitbater van Un Alegra, zegt dat ze waarschijnlijk doodvriest. Het is inderdaad koud buiten en het waait hard, dat doet het altijd op de oude kustlijn, de plek waar vroeger de landingsbaan liep. Op de Nooddoprse landingsbaan was dus eigenlijk helemaal geen landingsbaan.
Als ik de koffie heb afgerekend en over de Oude Kustlijn naar de Turkse bakker loop kom ik Gerard tegen die ik joviaal begroet. Hij groet terug, maar loopt stevig door met zijn kop in de wind.
Vlak voor de Turkse bakker waar ik een Turkse pizza wil eten kom ik Wim Romijn tegen. Hij had boodschappen bij de C1000 gedaan en probeert via een zijstraat zijn huis aan et wijzen, maar vanaf waar ik sta is die niet te zien. Ik beloof hem dat ik snel een keer langs kom.
Bij de Turkse bakker raak ik in gesprek met de jongen die daar altijd werkt door de weeks. Hij vertelt dat hij in de weekenden bij een party center werkt in Rijswijk.
’Dat is best heftig want soms moet ik duizend man bedienen bij zo’n Turkse bruiloft. En iedereen wil wat van je. Vroeger raakte ik daar wel gestresst van maar inmiddels doet het me niet zoveel meer.’Hij wil geld sparen om zelf ook ooit een zaak te kunnen openen. Soms heeft hij er spijt van dat hij gestopt is met zijn studie.‘ Het probleem is dat ik niet goed weet wat ik wil, maar ik weet wel dat ik geen boekhouder wil worden. Wat is dat saai.’
Ik reken de pizza af en neem afscheid. Buiten ligt de leenhond geduldig te wachten. Ik heb hem vastgemaakt aan een bord die is neergezet door de gemeente om aan te geven dat je niet mag fietsen op de Oude Kustlijn. We wandelen naar huis. Het miezert nog steeds.