Vandaag was ik op bezoek bij een dame die me helpt bij een onderzoek naar haar grootvader. Haar eigen leven bleek niet minder enerverend te zijn. Ze werkte na de oorlog een tijdje in het Waldorf Astoria in New York en in het Hilton hotel in Brussel. Daar logeerde op een dag Billy Carter, de broer van de toenmalige president. Uit een prullenbak viste ze een door Carter doorgescheurde brief waaruit bleek dat hij en zijn gevolg op kosten van Khadaffi in dat hotel hadden gezeten. Merkwaardig. Ze heeft de brief aan elkaar geplakt, gekopieerd en naar de ambassade gebracht. De Amerikanen waren 'not amused'. Later is Billy in opspraak gekomen wegens schimmige zaakjes in Libie. De brief is thans in mijn bezit. Zoals je dat vaker ziet bij oude mensen, begint ook mijn gastvrouw zo langzamerhand een beetje op te ruimen. Niet alleen kreeg ik de brief mee, maar ook verslagen van onderduikers uit de tweede wereldoorlog, de ausweis van haar moeder waarin de letter j staat gestempeld en verordeningen van de burgermeester van Monnickendam. Toen ik mijn jas al aan had kreeg ik ook nog een zilveren tafelaansteker toegestopt. Enigszins onthutst kwam ik weer thuis, waar ik het materiaal begon te lezen.
Terwijl ik de onderduikverslagen op vergeeld papier aan het doornemen was, werd ik overvallen door een diepe neerslachtigheid. Er was er eentje bij in het Duits en de oorlog spat werkelijk van de pagina’s af. Een scene in de haven waarbij mensen tot de conclusie komen dat het reeds te laat is en dan lees je: ’Ganze familien begehen selbstmord.’
Terwijl ik de onderduikverslagen op vergeeld papier aan het doornemen was, werd ik overvallen door een diepe neerslachtigheid. Er was er eentje bij in het Duits en de oorlog spat werkelijk van de pagina’s af. Een scene in de haven waarbij mensen tot de conclusie komen dat het reeds te laat is en dan lees je: ’Ganze familien begehen selbstmord.’