Vanavond heb ik een kijkje genomen in de Gym, een plek waar
bandjes optreden en waar culturele avonden worden gehouden. De
snor, een tijdlang terug van weggeweest, maar nu toch alweer een tijdje uit het
straatbeeld, was vandaag volop aanwezig in het kleine zaaltje. Ook werd er
hevig gerookt. Een van de bands die optrad, eigenlijk 1 jongen met een keyboard zover ik kon overzien, heette Dolphins into the Future. Ambiant muziek uit de jaren negentig, daar deed het volgens de kenners aan denken. ‘We zijn op tour en we noemen deze tour De Tour,’ zei de besnorde toetsenist. ‘Ik heb me voor dit nummer laten inspireren door de natuur.’ Toen begon hij. Je kon goed horen dat de natuur een inspiratiebron was, tenminste als je de natuur ziet als een ongecoördineerde
warboel van bladeren en onkruid en dieren. Ik meende enige vogelgeluiden te horen.
Tijdens het optreden werd er helemaal niet gelachen en dat vond ik vreemd want de introductie droop van de ironie. Ook de muziek was waarschijnlijk ironisch, alleen wist niemand dat zeker. Door de serene stilte en serieuze besnorde gezichten, begon ik daar zelf ook even aan te twijfelen. Toen het tweede nummer werd aangekondigd wist ik het zeker; dit is ironie. ‘Mercury Dream’ werd het genoemd. Helaas heb ik het niet meer gehoord. Het waddenslik van afgelopen dagen zeurde nog wa na in mijn benen en het werd tijd om af te druipen. Ik kom zeker nog een keer terug en dan neem ik stiekem een tondeuze mee. Aan de bar zal ik de jongens in hun oor fluisteren dat ik ze kan verlossen van de zware last van het hipsterdom. Ze hoeven alleen maar het code woord terug te fluisteren; ja ik wil.