Op het kruispunt in Comte begint het praten. Niet eerder. Om vijf uur, als de bus vertrekt uit Punto Banco, praat je niet, dan staar je wat voor je uit. Pas tegen zevenen kom je elkaar tegen op het kruispunt bij de supermarkt en in de verte hoor je het vreemdsoortige geblaf van de brulapen in de mist. Op het bankje voor de supermarkt zitten twee fris gewassen oude mannetjes, hun bruine armen, mager en gelooid, steken uit de korte mauwen van hun kakel witte overhemden. Ze ruiken naar zeep en nemen de nieuwtjes door voordat ieder zijn weg vervolgt met een andere bus, vaak een oude Amerikaanse schoolbus met kinderbankjes. Zij passen er makkelijk op, maar ik niet. De weg gaat verder en achter het raam deint het regenwoud op en neer. En in Canoas eten we wat. Het is een grensdorp waar van alle gebeurd. Pinnen doen we in een verborgen warenhuis die alleen te bereiken is via bovengrondse Catacomben van overdekte winkelsteegjes met de rolluiken nog toe. Helemaal achterin het warenhuis, waar als een schaalmodel van de winkelsteegjes hele allees van koelkasten zijn gemaakt, kan gepind worden. We zijn de grens over en in Boquete.We bevinden ons op meer dan 1000 meter hoogte.