De worsteling van de kunst in de twintigste eeuw wordt gekenmerkt door een streven naar vrijheid, stelt Jonas Staal in een pamfletachtig stuk (Art in defence of Democracy) in de NRC afgelopen december (schrijft hij wel eens andere dingen dan pamfletten?). Na de oorlog is volgens Staal de politiek verworden tot een managerscultuur en zijn kunstenaars alleen nog maar bezig met het behagen van de consument (wat is daar mis mee?). Zowel de politiek als de kunst was bang zich aan een ideologie te binden, zegt hij. Hij vergeet voor het gemak dat consumentisme ook een ideologie is en dat juist de vrijheid van kunst werd gepropageerd in het westen om te laten zien aan de Sovjet Unie dat hier alles mogelijk was. Kunst was wel degelijk ideologisch geladen al was het misschien niet altijd met medeweten van de kunstenaars zelf.
Het probleem van de geëngageerde kunst zoals Staal die bedrijft is ten eerste dat hij de neiging heeft zijn eigen engagement voortdurend te benadrukken. Dat is dodelijk want dan lijk je op een politicus die voortdurend zijn daden moet verantwoorden.
Net als politici heeft ook Staal een duidelijke ideologische tegenstander; Wilders. Maar terwijl politici allang verder zijn heeft hij het eind 2012 nog steeds over deze populist (eind 2012!). Dat is het belangrijkste bewijs dat zijn kunst nu al achterhaald is.
Het is prachtig dat Staal opkomt voor terroristische organisaties omdat we ons kunnen afvragen waarom ze eigenlijk op de terroristenlijst staan. Het klopt ook dat democratieën zich niet schuldig zouden moeten maken aan martelpraktijken. Het maakt de democratie ten slotte ongeloofwaardig. Toch hoort het machtsmonopolie hoe dan ook bij de democratische staat te liggen anders wordt het een zooitje. New World Summit, zoals de bijeenkomst van representanten van terroristische organisaties en democratieën door Staal genoemd wordt, is een mensenrechtenorganisatie, geen kunstwerk.
Staal beweert tegen ironie te zijn, hij beweert dat ironie een houding is die betekent dat je niet durft op te komen waarvoor je staat. Maar kunst is per definitie ironisch, ook het zijne. De Wilders monumentjes suggereerden dat Wilders dood zou zijn, maar in werkelijkheid leefde Wilders nog. De monumentjes waren dus duidelijk ironisch bedoeld.
Kunst zoals Staal die voorstaat wordt direct ongeloofwaardig omdat het politiek denkt te bedrijven, maar dat zou kunst niet moeten doen, daar is de politiek al voor. Kunst staat noodzakelijkerwijs langs de zijlijn, om commentaar te leveren. Het hoogst haalbare voor een kunstenaar is om een nar te zijn, dicht tegen de macht aan en dan de waarheid zeggen, maar daarvoor heeft Staal helaas te weinig gevoel voor humor.