Vandaag was er een vriendin van de lieve G op bezoek. Ze hebben heerlijk geshopt. Dat komt mooi uit want zelf hou ik daar niet zo van. Ik had de hele dag vergaderd. Totaal inefficiënt, maar zo gaat dat in de culturele sector. Tijdens het diner werd de thematiek van de inkomstenongelijkheid aangesneden. Daar hadden ze het tijdens het shoppen ook al over gehad. Ik breng al jarenlang substantieel minder binnen dan mijn partner (ik heb ook minder nodig). Het was een pittige discussie en ik had het gevoel dat er verschillende zaken door elkaar werden gehaald (bovendien ben ik nu juist erg druk met werk). Mijn motto is: als iedereen voor zichzelf gelukkig is, ben je samen extra gelukkig. Ik heb uiteindelijk maar weer beloofd dat ik werk ga zoeken. Wat kan je anders? De waarheid is dat ik het een maand geleden nog heb geprobeerd bij de fabrikant van krokettenkartonnetjes op de Binkhorst. Zelfs die had geen werk voor me. Door de crisis worden er minder krokettenonderzetkartonnetjes besteld. Voorlopig wil ik graag volstaan met een citaat uit het toepasselijke gedicht Schuddegeest van Gerrit Achterberg, in de Schuddegeest speelde deze discussie zich namelijk af:
Terwijl het leven door mijn lichaam adert
loop ik op luiken naar de weg te tasten.
Mijn benen zijn van hout en veel te hoog.
Schuddegeest
.
Verre verlichte pompen van Shell
lijken een slachtgelegenheid bij nacht;
bloedbruiloft in het klein, gestolde schal
binnen de stilte van de stratenschacht.
.
Het zijn tinnen soldaatjes uit een spel.
Vlak naast elkander staan zij pal op wacht
voor speelgoedhuizen. Bomen worden zacht
papier-maché. Ik voel mij in de val.
.
Het infraphile bloedbelopen oog
van Philipslampen loert uit winkelkasten.
Politie als een decimeter nadert.
.
Terwijl het leven door mijn lichaam adert
loop ik op luiken naar de weg te tasten.
Mijn benen zijn van hout en veel te hoog.