maandag 4 februari 2008

Het land van iets voor niets

Unemployed men vying for jobs at the American Legion Employment
Bureau in Los Angeles during the Great Depression.



We schijnen met z'n allen bang te zijn voor een economische recessie, ik zelf deel die angst niet, maar volgens mijn vriendin G leef ik buiten de werkelijkheid. Om te bepalen of we binnenkort te maken gaan krijgen met een beurskrach ben ik het beroemde boek The Great crash 1929 van John Kenneth Galbraith (de versie uit 1975) aan het lezen. Het is bijzonder leesbaar voor een 'buiten de realiteit staande economische nitwit' als ikzelf. Hij begint ermee te vertellen dat een goed begrip van de geschiedenis een betere preventie opleverd voor toekomstige rampen dan wetten en regels. Dat voorspelt niet veel goed want als we iets hebben geleerd van het verleden dan is het wel dat we er nooit iets van leren. Omdat ik best wel beniewd ben hoe groot Galbraith de kans op een beurskrach acht, blader is snel door naar het laatste hoofdstuk.
Nadat hij voorzichtig inleidend meldt dat er een hoop aan gedaan is om veel ellende te voorkomen, vooral op het gebied van wetgeving (waarvan hij in het begin dus al de functionaliteit in twijfel trekt) lees ik dat hij een herhaling van 1929 niet uit sluit: "Yet, in some respect, the chances for a recurrence of a speculative orgy are rather good. No one can doubt that the American people remain susceptible to the speculative mood – to the non-fiction that enterprise can be attended by unlimeted rewards in which they, individualy, were ment to share." (p.206)
Waar Gailbraith nog spreekt over de non-fiction van unlimted rewards daar was de toon van Abram de Swaan in de Volkskrant afgelopen weekend beduidend pessimistischer. Hij sprak over de iets-voor-niets-waan die in Amerika heerst: Het rotsvaste geloof in het stijgen van aandelen koersen '(...) ook al stonden ze in geen verband met de gerealiseerde winsten.' ( A de S. In de Volkrkant het Betoog zaterdag 2 februari 2008, p.1). De crash van 1929 had ondermeer te maken met een te grote discrepantie tussen de top vijf procent van inkomens in de VS en de rest. Er waren simpelweg te weinig mensen met besteedbaar kapitaal, waardoor het aanbod de vraag begon te overstijgen. Ook dat verschijnsel is momenteel in de VS waar te nemen zoals Abram de Swaan opmerkt: 'met hondentrouw heeft Bush de allerrijksten en de allermachtigsten gediend. En met succes. In geen vijftig jaar ging zoveel geld naar het meest vermogende percent van de bevolking en bleef er weinig over voor de rest." (A de S. In het Betoog zaterdag 2 februari 2008, p.1).
Maar in Amerika leeft de mentaliteit van de gok, de mogelijkheid van een ultieme sprong naar rijkdom als men maar offers wil brengen. Gailbraith schrijft dat een groeiende markt altijd de realiteit van rijkdom met zich mee kan brengen. Meer en meer mensen storten zich op de speculatieve markt. Abram de swaan hierover: "Iedereen rijk behalve de sufferds die niet meededen. De sukkels die zich op het laatst toch nog hebben laten verleiden, lijden nu het grootste verlies." (het Betoog 2 feb. p.1) Volgens Gailbraith beschikt iedere regering over tal van middelen om een economische boom (en de onvermijdelijke neergang in vorm van een marktcorrectie) te voorkomen of af te remmen maar zal die niet snel inzetten omdat het vaak gaat om impopulaire maatregelen die banen kan gaan kosten. Bovendien wordt ieder ingrijpen door de politiek vaak door de economische fundamentalisten afgestraft met de woorden dat er te weinig vertrouwen is in het zelfregulerende vermogen van de economie.
Gailbraith sluit zijn boek af met de laatste woorden: "Long run salvation by men of business has never been highly regarded if it means disturbance of orderly life and convenience in the present. So inaction will be be advocated in the present even though it means deep trouble in the future. Here, at least equally with communism, lies the threat to capitalism. It is what causes men who know that things are going quite wrong to say that things are fundamentally sound." (p. 210)
Abram de Swaan is positiever en gelooft in het mirakel van de democratie. Hij sluit af als een profeet met de woorden: "Wees gerust, ik voorspel u zware tijden, met uitzicht op verbetering. Maar niets voor niets." Ik vraag me af waar hij dat rotsvaste geloof in het zelfrijnigend vermogen van de democratie vandaan haalt. Wie zegt mij dat een vrouwelijke of zwarte president, eenmaal op het pluche van de macht, zich anders zal gaan gedragen dan Galbraiths 'men that know that things are going quite wrong' maar ondertussen blijven doen alsof er niets aan de hand is?