Op een heuvelrug vlakbij de toegang tot Kakum national park brengen we een bezoek aan een Monkey Reserve. Zo staat het in elk geval op een bord langs de kant van de weg. Aan het hek worden we begroet door een graatmagere witte man in een vies T-shirt van een Nederlands bouwbedrijf. Onder de naam van het bouwbderijf staat geschikt ongeschikt. Het hokje van Geschikt is aangevinkt op het T-shirt. Hij stelt zich voor als Dennis en hij heeft twee zweren aan zijn elleboog. Dennis komt oorspronkelijk uit Rotterdam waar hij acht jaar geleden zijn huis en zijn coffeeshop heeft verkocht en naar Ghana is gegaan om gewonde dieren op te vangen en weer uit te zetten in het bos. De fiscus zoekt hem, zegt hij zelf, wij denken dat er misschien wel meer instanties zijn die hem zoeken. 'Dit is Dennisland, iedereen die hier zonder toestemming binnenkomt schiet ik van mijn land af,' zegt hij. Grootspraak, denken we, hij ziet er niet naar uit echt gewelddadig te zijn. Hoger op de heuvel bij het huis dat hij zelf gebouwd heeft, alles hier is zelfgebouwd, staat nog een magere verschijning, nog magerder dan Dennis. Het is zijn vrouwelijke metgezelin, ook uit Rotterdam.Ze roept met schor stemgeluid een begroeting naar ons. Dennis is in licht benevelde toestand als hij ons bij het hek begroet. Ik heb geen malaria maar starlaria, zal hij later menigmaal herhalen.' Ik ben de vader van alle apen, ze geven me kusjes. Als we na de zelfgemaakte bitterballen en starbier die we geserveerd krijgen afscheid willen nemen, schuift Dennis een gasteboek ond er onze neus. We schrijven een beleefd verhaaltje, iedereen schrijft beleefde verhaaltjes. Dit zijn positieve getuigschriften voor later, mocht er een instantie langskomen om verhaal te halen.