woensdag 17 september 2008

Prinsjesdag



Halverwege mijn gebruikelijke hardloopronde door Clingendael, schoten er plotseling helse pijnen door mijn rechterknie. Het was zo erg dat ik bang was niet meer thuis te komen. Ik werd nota bene ingehaald door een mompelend oud vrouwtje achter een rolator. Daarom ging ik maar even aan de rektstok hangen om arm en borstspieren te trainen. Terwijl ik daar zo hing, kwam er een groepje hondeneigenaren voorbij. Ik krijg dan altijd het gevoel aan het schavot te hangen op een middeleeuws marktplein. Mensen krijgen anmelijk onmiddelijk de behoefte allerlei dingen te roepen in de trant van 'hup, hup' of 'zoooheeee dat is knap'. Dit keer werd ik verrast door een kerel met een bierblikje in de hand die buitengwoon verrast uitriep: Hee ik heb precies dezelfde zwembroek, dat is toevallig!'. Daar ging mijn concentratie. Toen ze weer uit zicht waren probeerde ik met mijn volle gewicht op mijn rechter been te leunen. Hierop stortte ik grimassend ter aarde (Met enig gevoel voor dramatiek, dat wel). Zou ik te weinig gestretcht hebben? De waarheid is dat ik nooit veel aandacht besteed aan het losmaken van spieren en dergelijke. Maar dit had ook niet zoveel met spieren te maken, het leek uit het binnenste van mijn kniegewricht te komen. Misschien lag het dan toch aan mijn schoenen, die dingen waren zeker tien jaar oud. Getuige het feit dat ik in een zwembroek loop, geef ik maar weinig geld uit aan hardloopspullen. Maar misschien waren nieuwe schoenen geen slecht idee. Nadat ik het Arendsbos was uitgestrompeld stuitte ik op een klein bataljon in galakostuum. Ze liepen strak in het gelid met hun machette geweren over de schouder en met witte pluimen op de hoed. De pakistaanse taxichauffeuers leunden tegen hun mercedessen en keken van over hun dikke buiken toe. Ik strompelde langs in mijn zwembroek.