dinsdag 10 juni 2008

Doelgroep


Aan: Centrale Verwerking Openbaar Ministerie
Unit Mulder
Postbus 5000
3500 MJ Utrecht

Betreft: beroep tegen beschikking met beschikkingsnummer: 491180812

Datum: Dinsdag, 10 juni, 2008

Van: Bram Esser
Schuddegeest 58
2585 XC Den Haag

Geachte heer/ mevrouw

Hierbij wil ik bezwaar aantekenen tegen de in uw brief van 28 mei j.l. geformuleerde aanklacht. In de eerste plaats doe ik dit vanwege een onjuistheid in de omschrijving van de overtreding. Van fietsen in de meest strikte zin van het woord was namelijk geen spraken. Ik stepte op mijn vouwfiets. Volgens de dienst doende agent is steppen hetzelfde als fietsen, maar dat ben ik niet met hem eens. Het is een volstrekt andere categorie van bewegen. Net zoals dat het vouwfietsje waarop ik mij voortbewoog een aparte categorie fiets is. Natuurlijk is het moeilijk om in de wet allerlei uitzonderingen op te nemen. Het is dus aan de dienstdoende agent om een inschatting te maken van de situatie en een verschil te zien tussen iemand die zich op zijn gazelle met top snelheid in de menigte stort, of iemand die op een vouwfiets van onbekend chinees merk zwierig (ik zou bijna willen zeggen: dansend) met een voet op het pedaal tussen een paar wandelaars door manoeuvreert. De dienstdoende agent had helaas geen oog voor subtiliteiten.
Ik kom niet uit Rotterdam, ik was er op bezoek. Een jaar eerder kon je op de plek waar de agent mij staande hield, voor zover ik weet, nog gewoon fietsen en/of steppen. Volgens de dienstdoende agent stonden er inmiddels overal borden waarop het verbod op fietsen duidelijk werd gemaakt.
Toen ik hem echter vroeg of hij die borden even voor mij wilde aanwijzen begon hij zijn geduld te verliezen. Dat vind ik vreemd. Voor zover ik weet hebben boetes vooral een opvoedkundige en corrigerende waarde. Hij had mij dus op zijn minst de borden kunnen laten zien en kunnen zeggen:”dit is waarom wij je pijn doen.” Op die manier wordt een boete inzichtelijk gemaakt. Ik had zelfs een beetje het gevoel dat ik er recht op had om niet alleen in metafysische zin maar ook in fysieke zin op het bestaan van dergelijke borden te worden gewezen. Zelf wilde de dienstdoende agent namelijk ook een tastbaar bewijs dat ik diegene was die ik zei te zijn. Omdat ik dit soort situaties niet wens te laten escaleren, stelde ik voor eerlijk over te steken: Ik zou hem mijn paspoort tonen als hij mij de borden zou aanwijzen. Deze toenadering van mijn kant werd echter helemaal niet op prijs gesteld. Dat terwijl we in een maatschappij leven waar het overleg tot norm verheven is, waar de onderhandelingscultuur hoog in het vaandel staat, ja waar het poldermodel wel haast een religie genoemd kan worden. Een religie die volgens sommigen heeft geleid tot politieke sedatie en besluiteloosheid. Een religie die volgens sommigen passiviteit propageert en de regie van ons land definitief uit handen heeft gegeven aan de ongecultiveerde horden uit het oosten. Niet zelden door deze critici aangeduid als geitenneukers. De critci blinken uit in klare taal, niet in subtiliteiten.
Misschien behoorde de dienstdoende agent wel tot deze alsmaar groeiende kritische groep in Nederland. Mensen die niet houden van woorden, maar daden. Ik werd dan ook ruw bij mijn arm gepakt en meegevoerd naar het bureau. Erg onbeleefd moet ik zeggen. Des te meer daar ik gedwee naast hem liep en mij op geen enkele wijze verweerde. Misschien wilde hij indruk maken op zijn vrouwelijke collega waar hij samen mee op wacht had gestaan. Dat snap ik best, de wetten van moeder natuur gelden ook in het politiecorps. Het politiekantoor aan de andere kant van het centraal station was in een treurige bouwkeet ondergebracht. Niet erg indrukwekkend maar van binnen zag het er toch nog behoorlijk geloofwaardig uit. De vloer en wanden van de cel waren bekleed met blauw linoleum en boven de deur scheen voortdurend een tl lamp in mijn gezicht. Nadat mijn spullen waren afgenomen en ik de keuze had gekregen om mijn veters uit de schoenen te halen of mijn schoenen uit te doen, moest ik in de cel plaatsnemen. Ik kreeg de mededeling niemand te mogen bellen en dat ze lieten niet na mij mede te delen dat ik 16 uur vast gehoudne kon worden. Of ze dat ook gingen doen hing af van de medewerking die ik verleende. Een vreemde opmerking want ik was tot dan toe buitengewoon coöperatief geweest. Het enige waarvan men mij kon beschuldigen was mijn leergierigheid en mijn kritische houding jegens ongefundeerd overgebrachte kennis.
Na drie kwartier mocht ik weer gaan. Ik was blijkbaar behulpzaam genoeg geweest.
Maar het is aannemelijker dat de dienstdoende agent ook begon aan te voelen dat zijn eigen reactie en mijn vastzetting buiten proportie waren geweest voor iemand die zich licht steppend door het leven bewoog. Hij verontschuldigde zich dan ook door te zeggen dat ik natuurlijk niet tot ‘de doelgroep’ behoorde, maar dat het stationsplein nu eenmaal een zero tollerance gebied is en dat ik daarom zo hard werd aangepakt. Die opmerking zette mij aan het denken: Wie zou de doelgroep dal wel zijn? Feyennoord supporters? Tasjesdieven? Skinheads? homo’s? Of toch de al eerder genoemde geitenneukers?
Om te verdoezelen dat de politie een doelgroep heeft, worden er blijkbaar ook zo nu en dan ‘onschuldige burgers’ aangehouden. Dat lijkt mij een interne beleidskwestie waar nog even naar gekeken moet worden. Ondertussen vraag ik u met klem deze boete te laten varen.
Ten eerste omdat ik niet fietste maar stepte, ten tweede omdat ik de doelgroep niet ben en ten derde omdat ik door mijn aanhouding al gestraft ben. Hierdoor miste ik ten slotte het geplande interview, waardoor ik mijn deadline niet meer kon halen en waardoor ik uiteindelijk belangrijke inkomsten ben misgelopen. In wezen heb ik de boete dus al betaald.
Ten slotte, en dat is geen onbelangrijk detail, had de agent ook nog eens ongelijk. Er staan geen borden voor het centraal station Rotterdam waarop staat dat je er niet mag fietsen. Er staan alleen borden waarop staat dat je er je rijwiel niet mag parkeren. Ik wil u dan ook vragen mij nog eens te bellen om mij in deze zaak te horen.



Met vriendelijke groet en tot horens,
Bram Esser