Gisteravond gaf ik een kleine introductie op het fenomeen Tiny House. Een beweging die het simpele leven voorstaat en waarvan de aanhangers graag in kleine huizen wonen, het liefst in een groene omgeving. Uit research bleek dat het kleine huis nauw verbonden is met de geschiedenis van het kolonialisme. Vooral in de negentiende eeuw nam dit een vlucht. Kolonisten hadden behoefte aan snel in elkaar te zetten prefab huizen. Het kleine huis op wielen kwam in Amerika op in de jaren twintig van de twintigste eeuw, maar toen in de jaren dertig de crisis uitbrak kreeg het feestelijke karakter van de trailer een negatief imago. Het waren de arme ontslagen fabrieksarbeiders die in trailerparks gingen wonen. Toch kwam ik tot de conclusie dat de prefab trailer of woon-unit te verkiezen is boven een tiny house die je van de grond af opbouwt. Ze zijn mobieler en daarmee makkelijker te verplaatsen. Dit is voor landeigenaren die tijdelijk hun land verhuren een fijne gedachte. Prefab units zijn ook toegankelijker voor een heterogene groep mensen die juist de boot missen als het om betaalbare woningen gaat. Op de een of andere manier was dit niet waar de meeste mensen voor gekomen waren. Ze vonden het een verschrikkelijk idee dat er weer architecten bij betrokken zouden worden (ik denk eerder dat er product ontwerpers nodig zijn). Het mocht ook allemaal niet hightech en al helemaal niet gestapeld. ‘Die is nou juist niet waar de tiny house beweging over gaat,’ riep iemand uit het publiek bij bovenstaand plaatje, ’Dit is gewoon weer het ouderwetse appartementen complex.’ Ik vond het wel een aantrekkelijk systeem (het heet kasita). Alsof je in een i-phone woont. Het afschieten van hightech prefab oplossingen komt op mij wat dogmatisch over, maar misschien moet dat ook wel als je een echte vrijbuiter wilt zijn.