woensdag 27 juli 2016

Doping



‘Jij bent nu mijn doping dealer,’ zei ik tegen de nieuwe eigenaresse van inproc.
‘Mag ik je dan een mix van Guatemala en Cuba aanbevelen,’ zei ze.
‘Graag,’ antwoordde ik. Ze had op hoog niveau beachvolleybal gespeeld, vertelde ze, en toen werd er gevraagd of ze toevallig meer kopjes koffie dronk dan de toegestane twee kopjes per dag. Ze dronk flink veel meer en kreeg daarom een reprimande van het dopingagentschap.
Dat zette me aan het denken. Waar leg je de grens en waarom wordt alleen sporters de maat genomen? Als er buiten de sport ook gekeken zou worden naar dopinggebruik, zou ik voor de rest van mijn leven geschorst worden denk ik, als je ziet hoeveel koffie ik drink op een dag. Maar geschorst van wat en wie zou mij moeten schorsen? 
Een beetje doping moet kunnen, lijkt mij. Ook voor topsporters. Je ontkomt er haast niet aan. Trainen voor een sportwedstrijd werd in het Victoriaanse Engeland ook als vals spelen gezien. Een ware sporter was een amateursporter en hij trainde niet. Hij deed sport als tijdverdrijf. Daar valt wel wat voor te zeggen, maar we zijn ver verwijderd van die opvatting over sport.