Ik leg nooit een bordje voor of achter mijn boodschappen op de lopende band van de kassa in de supermarkt. Het bekende bordje waarop staat ’volgende klant’. Ik weet niet goed hoe dat komt. Boodschappen doen in de supermarkt heeft veel te maken met voyeurisme. Kijken en bekeken worden. In mijn hoofd hoor ik mezelf vaak commentaar geven op mijn eigen koopgedrag en dat van anderen. Tompoucen mogen meestal niet mee, hoewel een klein dik meisje in mij er vaak genoeg om zeurt. Het dikke meisje krijgt alleen haar zin als de tompoucen in de aanbieding zijn. Op het moment dat ik mijn boodschappen op de lopende band leg, ben ik me er maar al te bewust van dat je daarmee eigenlijk laat zien wie je bent. Zelf denk ik namelijk ook bij anderen te zien wie ze zijn aan de hand van hun boodschappen. Als iemand een tree bierblikjes van het goedkoopste merk wil afrekenen, dan denk ik altijd: ‘Hee daar hebben we de onderkant van de samenleving.’ Maar waarom ik nou geen bordje plaats? Het is een vorm van schaamte, denk ik. Zo'n bordje vind ik zo demonstratief en bezitterig. Alsof je ermee zegt dat je niks met de ander te maken wil hebben. In plaats van een bordje te plaatsen, fluister ik altijd op het allerlaatst moment iets in de trant van ’tot de broccoli alstublieft.’
Op internet lees ik trouwens dat het lopende band bordje ook wel een beurtbalkje wordt genoemd. Dat vind ik wel een mooi woord. Het biedt bovendien enige troost. Wie het beurtbalkje gebruikt schermt niet zijn territorium af, hij wacht alleen keurig tot zijn moment van betalen is aangebroken. Het is dus een teken van bescheidenheid om het beurtbalkje te gebruiken.