Gisteren heb ik met een vriend naar de The act of Killing gekeken. Een recente documentaire over de beulen van het militaire regime dat in 1959 in Indonesiƫ na een coupe in het zadel kwam. Eerst waren het nog kleine bioscoop criminelen; gangsters, of free man, zoals ze Indonesiƫ worden genoemd. Eigenlijk gastjes die de bioscoopkaartjes scheurden, naar de film gingen en betrokken waren in kleine criminele praktijken. Het regime zet deze jochies in als beulen om van de communisten af te komen (dit speelt zich af op Sumatra). De mannen die worden geportretteerd hebben honderden doden op hun geweten, mensen veelal met een ijzerdraad gekeeld. In de documentaire mogen ze deze gruweldaden opnieuw uitbeelden alsof het een film is. Ze kiezen hun favoriete genres. Soms een Vietnam film, soms een gangster film, dan weer een cowboy film. Iedere keer wordt opnieuw het ijzerdraad gebruikt want het ijzerdraad levert het minste bloedvergieten op. Ze zijn er in het begin tamelijk cool onder, maar bij een van de mannen knapt er toch iets als hij een slachtoffer speelt. Hij meent tijdens het spel, waarbij hij zogenaamd zelf gekeeld werd, te hebben gevoeld wat zijn slachtoffers hebben gevoeld. En al is het maar een fractie van de waarheid, het is genoeg om hem van slag te brengen. Zoals bij rampenoefeningen het geheugen wordt geoefend zo wordt bij re-enactment het geheugen geherprogrammeerd. Datgene wat eerst was weggedrukt door middel van film, namelijk de realiteit van het moorden, wordt door middel van het spel en de opnames daarvan weer tot een gruwelijke realiteit terugvertaald. De film kan blijkbaar functioneren als een poort uit de realiteit, maar er ook weer naar terug. De poort werkt twee kanten op.
Deze film moet eigenlijk iedereen even gaan zien. Zoals mijn vriend zei: 'Dit is de banality of evil, the movie.'